Functiebeschrijving
Als de toestand aan de ingang En van 0 naar 1 wisselt, dan
wordt de analoge waarde van het signaal aan de analoge
ingang Ax opgeslagen. Deze opgeslagen actuele waarde
wordt als "Aen" aangeduid.
De actuele waarden Ax en Aen worden met de parameter
A (Gain) vermenigvuldigd. De parameter B (Offset) wordt
vervolgens bij de analoge waarde opgeteld, dus
(Ax Gain) + Offset = actuele waarde Aen, als de ingang
En van 0 naar 1 wisselt resp..
(Ax Gain) + Offset = actuele waarde Ax.
De uitgang Q wordt ingesteld, als de ingang En 1 is en de
actuele waarde aan de ingang Ax buiten het bereik Aen
n
ligt.
De uitgang Q wordt teruggezet, als de actuele waarde aan
de ingang Ax binnen het bereik Aen
En naar 0 wisselt.
Parameterinstelling Par
De parameters Versterking (Gain) en Offset dienen om de
gebruikte sensoren aan te passen aan de betreffende ap-
plicatie
Weergave in de bedrijfsmodus Programmeren:
B3
n
Toets
B3
A
B
p
LOGO!-Handboek
A5E00228752-01
1+
=
00000
drukken
2
=00.00
=+00000
=0
LOGO! functies
n
ligt of de ingang
Veiligheidsgraad
Differentiewaarde voor
in-/uitschakeldrempel
Gain
Offset
Plaatsen achter de komma in
de meldtekst
175