Verder bestaat de mogelijkheid, 16 niet bedrade uitgangen
te gebruiken. Deze uitgangen worden met een x aangeduid
en kunnen in een schakelprogramma niet meer worden
gebruikt (in tegenstelling tot bijv. de merktekens). In de lijst
verschijnen alle geprogrammeerde niet bedrade uitgangen
alsmede een nog niet geprogrammeerde niet bedrade uit-
gang. Het gebruik van een niet bedrade uitgang is bijv. bij
de speciale functie "Meldteksten" (zie hoofdstuk 4.4.23 )
zinvol, als in samenhang van het schakelprogramma alleen
de meldtekst van belang is.
2) Analoge uitgangen
Analoge uitgangen worden met AQ aangeduid. Er staan u
twee analoge uitgangen, AQ1 en AQ2, ter beschikking. Op
een analoge uitgang kunt u enkel een analoge waarde
schakelen, dus een functie met een analoge uitgang of een
analoog merkteken AM.
L+ M I1 I2 I3 I4 I5 I6
1
2
Q1
Merktekens
Merktekens worden met een M resp. AM aangeduid. Merk-
tekens zijn virtuele uitgangen die aan hun uitgang dezelfde
waarde hebben als aan hun ingang. Er staan u in LOGO!
24 digitale merktekens M1 ... M24 en 6 analoge merkte-
kens AM1 ... AM6 ter beschikking.
LOGO!-Handboek
A5E00228752-01
AI1 AI2
1
2
1
2
1
2
Q2
Q3
Q4
Uitgangen
Ingangen
L+ M I9 I10 I11I12
L+ M
RUN/STOP
RUN/STOP
PE
1
2
1
2
Q5
Q6
INPUT 2x (..10V/..20mA)
1
2
1
2
A!3
M3U3AI4M4 U4
Q7
Q8
Analoge ingangen
LOGO! functies
L+ M
L+ M I13I14I15 I16
RUN/STOP
1
2
1
2
Q9
Q10
1
2
1
2
Q11
Q12
93