5. Positie van de sensor
Inhoudsopgave
Dit deel bevat de volgende onderwerpen:
5.1 Basisbegrippen
5.6 Installaties buiten
5.1 Basisbegrippen
5.1.1 Bepalende factoren
De montagehoogte van de sensor en de inclinatie zijn afhankelijk van de optimale positie van de sensor. De
optimale positie van de sensor hangt af van het volgende:
l
diepte van de gevarenzone (en consequente detectiebereik)
l
aanwezigheid van andere sensoren
l
De installatiehoogte (h) wordt gedefinieerd als de afstand tussen het midden van de sensor en de grond of het
referentievlak van de sensor.
De inclinatie van de sensor is de rotatie van de sensor rond de x-as. De inclinatie wordt gedefinieerd als de hoek
tussen het midden van het gezichtsveld van de sensor en de parallel met de grond. Hieronder volgen drie
voorbeelden:
sensor naar boven: α positief
l
sensor recht: α = 0
l
sensor naar onder: α negatief
l
50
LBK System BUS | Instructiehandleiding v1.1 MAA 2021 | SAF-UM-LBKBus-nl-v1.1-print | © 2020-2021 Inxpect SpA
50
51
52
54
58
59