4. Werkingsprincipes
4.12.2 Netwerktopologie
De verwerkingseenheden moeten worden aangesloten in een master/slave bedradingstopologie. De volgende
typologieën zijn toegestaan:
Opmerking: Er kunnen maximaal 8 slaves worden aangesloten.
Sterverbinding: elk perifeer knooppunt (slaaf B, d.w.z. verwerkingseenheid ISC-B01) is verbonden met een
l
centraal knooppunt (master A, d.w.z. verwerkingseenheid ISC-B01, PLC, of blokgolfgenerator).
Serieel (lineair): dit type topologie wordt verkregen door elke slave B (verwerkingseenheid ISC-B01) in serie
l
te schakelen na master A (verwerkingseenheid ISC-B01, PLC of blokgolfgenerator).
4.12.3 Ontstekingsbron
De volgende synchronisatiebronnen zijn toegestaan:
Interne bron: de bron is de verwerkingseenheid ISC-B01, die optreedt als de netwerkmaster.
l
Externe bron: de bron is een PLC of een blokgolfgenerator, die als de netwerkmaster fungeert.
l
4.12.4 Vereiste signalen
Voor de verwerkingseenheden is een synchronisatiesignaalfrequentie van 1 Hz vereist. Het digitale signaal dat
nodig is van de trigger (master) naar de verwerkingseenheden (slaves) wordt beschreven in de volgende
afbeelding.
Met t in het interval [6 ms, 500 ms].
Synchronisatie treedt op bij de opgaande flank van het signaal.
Opmerking: als de ontstekingsbron intern is, wordt het signaal automatisch opgewekt door de verwerkingseenheid ISC-B01
(master).
Opmerking: in een netwerktopologie met serieschakeling (lineair) wordt het signaal automatisch van de ene slave naar de
andere doorgegeven zonder merkbare vertraging.
46
LBK System BUS | Instructiehandleiding v1.1 MAA 2021 | SAF-UM-LBKBus-nl-v1.1-print | © 2020-2021 Inxpect SpA