7.1
Installatie
r 2,5 · (d - 2s)
5 x DN
fig.3: Stabiliseringszone voor en achter de
pomp
7.2
Elektrische aansluiting
Veiligheid
Voorbereiding/aanwijzingen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-BM, BM-B, BM-S
• Voor en na de pomp moet een instellingssegment worden aange-
bracht, in de vorm van een rechte leiding. De lengte van dit instel-
lingssegment moet minstens 5 x DN van de pompflens zijn (zie fig. 3).
Dit is een maatregel om doorstromingscavitatie tegen te gaan.
• Voer de inbouw pas uit, nadat alle las- en soldeerwerkzaamheden en
het evt. vereiste doorspoelen van het leidingsysteem zijn beëindigd.
Vuil kan de pomp en in het bijzonder de mechanische afdichting
beschadigen.
• De standaardpompen moeten weerbestendig en in een vorst-/stof-
vrije, goed geventileerde en niet-explosieve omgeving geïnstalleerd
worden.
• Monteer de pomp op een goed toegankelijke plek om het controleren,
onderhouden of vervangen op een later tijdstip eenvoudiger te
maken.
• Loodrecht boven de pomp dient er een haak of oog met het desbe-
treffende draagvermogen (totaal gewicht van de pomp: zie catalogus/
specificatieblad) aangebracht te worden. Bij het onderhouden of
repareren van de pomp kunnen hieraan hijswerktuigen of andere
hulpmiddelen worden aangeslagen.
• De pomp moet met toegestane hijswerktuigen worden opgetild (zie
paragraaf 3).
• Axiale minimumafstand tussen een wand en de ventilatorkap van de
motor: Vrije uitbouwafstand van min. 250 mm + Ø van de ventilator-
kap.
• Voor en achter de pomp dienen principieel afsluitinrichtingen te wor-
den ingebouwd om te voorkomen dat de gehele installatie bij het
controleren of vervangen van de pomp wordt geleegd.
• Bij gevaar door terugstroming dient een terugslagklep te worden
ingebouwd.
• De leidingen en de pomp moeten spanningsvrij gemonteerd worden.
De leidingen moeten zo bevestigd worden dat het gewicht van de lei-
ding niet door de pomp wordt gedragen.
• De ontluchtingsschroef moet altijd naar boven wijzen.
• Elke inbouwpositie behalve "Motor naar beneden" is toegestaan.
• De klemmenkast van de motor mag niet naar beneden wijzen. Indien
nodig kan de motor resp. insteekset na het losmaken van de overeen-
komstige huizen worden gedraaid.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Gevaar voor beschadiging door ondeskundige hantering.
• Beschadig bij het draaien de afdichting van het huis niet.
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting bestaat levensgevaar
door elektrische schok.
• Elektrische aansluiting uitsluitend door een elektricien met toela-
ting door het plaatselijke energiebedrijf en overeenkomstig de
plaatselijk geldende voorschriften laten uitvoeren.
• Inbouw- en bedieningsvoorschriften van de toebehoren in acht
nemen!
• De elektrische aansluiting moet conform VDE 0730/deel 1 via een
vaste aansluitleiding plaatsvinden, die is voorzien van een stekker of
een meerpolige schakelaar met een contactopeningsbreedte van
minimaal 3 mm.
• Gebruik voor een goede druipwaterbescherming en trekontlasting
van de kabelschroefverbinding een aansluitleiding met juiste buiten-
diameter. Door correct positioneren van de kabelschroefverbinding
Nederlands
9