Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw scooter.
Bandenspanning
ZAUM0053
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
G
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
G
DAU21870
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
150 kPa (22 psi) (1.50 kgf/cm²)
Achter:
150 kPa (22 psi) (1.50 kgf/cm²)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
150 kPa (22 psi) (1.50 kgf/cm²)
Achter:
150 kPa (22 psi) (1.50 kgf/cm²)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
DWA10500
WAARSCHUWING
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
machine. Neem daarom de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
G
G
G
G
G
DWA10450
6-10
DE MACHINE NOOIT OVERBELA-
DEN! Rijden met een overbeladen
machine kan leiden tot beschadi-
ging van de banden, controleverlies
of ernstig letsel. Zorg ervoor dat het
totale gewicht van de motorrijder,
lading en accessoires de maximaal
toegestane belasting van de machi-
ne niet overschrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de machine en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-
tie en spanning van de banden.
6