De maaimachine horizontaal
stellen
De maaimessen moeten in dwarsrichting horizontaal staan.
Controleer de horizontale stand van de maaimachine
telkens wanneer u de maaieenheid monteert of wanneer het
maairesultaat onregelmatig is. Alvorens de maaimachine
horizontaal te stellen, moet u ervoor zorgen dat de voor- en
achterbanden de aanbevolen spanning hebben; zie
Bandenspanning controleren, blz. 27.
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, zet de versnelling in de
neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, zet de
motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Trek de kabel van de bougie.
3. Draai het maaimes (de maaimessen) voorzichtig
evenwijdig (Fig. 47). Meet de afstand tussen de
buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Fig. 47).
Als beide afstanden meer dan 5 mm bedragen, is
afstelling nodig; zie stappen 4 en 5.
2
3
Figuur 47
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
4. Verwijder de pen en de ring uit de stelbeugel (Fig. 48).
Om de mes(en) te stellen, moet u de stelbeugel in een
ander gat plaatsen en de ring en de pen monteren
(Fig. 48). Met een gat aan de voorkant zet u het mes
lager en met een gat aan de achterkant zet u het mes
hoger. Herhaal dit aan de andere kant van de
maaimachine.
1
2
m–1891
3
3. Hier meten
34
3
Figuur 48
1. Pen en ring
2. Stelbeugel
5. Schuinstand van de maaimachine controleren; zie
Schuinstand van de Maaimachine (lengterichting)
instellen, blz. 34.
Schuinstand van de
maaimachine (lengterichting)
instellen
Controleer de schuinstand van de maaimachine telkens
wanneer u de maaieenheid monteert. Alvorens de
schuinstand van de maaimachine te controleren, moet u
ervoor zorgen dat de voor- en achterbanden de aanbevolen
spanning hebben; zie Bandenspanning controleren, blz. 27.
Als de voorkant van de maaimachine niet 3,5–10,5 mm
lager staat dan de achterkant, stelt u de schuinstand als
volgt in:
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak,
schakel de aftakas uit, zet de versnelling in de
neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, zet de
motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Trek de kabel van de bougie.
3. Controleer of de maaimessen horizontaal staan en stel
deze bij als u de instelling niet hebt gecontroleerd; zie
De maaimachine horizontaal stellen, blz. 34.
4. Zet de maaihoogtehendel in inkeping "C".
5. Meet de lengte van de stang die uitsteekt uit de
voorzijde van het stelblok op de zijkanten van het
chassis (Fig. 49). Als de stang korter is dan is 16 mm,
verwijdert u de pen en de ring aan het uiteinde van de
stang (Fig. 49) en draait u de stang totdat deze een
lengte van 16 mm heeft. Plaats vervolgens het uiteinde
van de stang in het gat in de bevestigingsbeugel van de
maaimachine en zet deze vast met behulp van de ring en
de pen. Herhaal dit aan de andere kant van de
maaimachine.
2
4
1
m–1889
3. Gat aan voorkant
4. Gat aan achterkant