Gebruiksaanwijzing
Veiligheid staat voorop
Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -stickers in
het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze
informatie kunt u letsel van uw gezinsleden, omstanders,
huisdieren en uzelf voorkomen.
Bedieningsorganen
Zorg ervoor dat u vertrouwd bent met alle
bedieningsorganen (Fig. 2) voordat u de motor start en in
gebruik neemt.
10
9
11
8
7
Figuur 2
1. Stuurwiel
2. Lichtschakelaar—aan/uit
(bepaalde modellen)
3. Contactschakelaar
4. Koppeling/rempedaal
5. Maaikoppelingshendel
(aftakas)
6. Rijsnelheidshendel
Parkeerrem
Stel de parkeerrem altijd in werking wanneer u de machine
stopt of deze onbeheerd achterlaat.
1
2
3
4
5
6
12
7. Maaihoogtehendel
(maaikastverstelling)
8. Parkeerremhendel
9. Gashendel
10. Motorkap openen
11. Lampje werken-in-
achteruit-stand
12. KeyChoice -schakelaar
13
Parkeerrem in werking stellen
1. Trap de koppeling/het rempedaal (Fig. 3) in en houd het
ingetrapt.
2. Beweeg de parkeerremhendel (Fig. 3) omhoog en laat
de koppeling/het rempedaal langzaam opkomen. De
koppeling/het rempedaal moet in de ingetrapte
(vergrendelde) stand blijven staan.
Parkeerrem vrijzetten
1. Trap de koppeling/het rempedaal (Fig. 3) in. De
parkeerremhendel moet nu vrijkomen.
2. Laat de koppeling/het rempedaal langzaam opkomen.
2
Figuur 3
1. Koppeling/rempedaal
Bestuurdersstoel instellen
U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven.
De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het
best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
1. Til de stoel op en draai de instelknop los (Fig. 4).
2. Verschuif de zitting in de gewenste positie en draai de
knop weer vast.
Figuur 4
1. Instelknop
1
m–1880
2. Parkeerremhendel
1
m–1862