32
PAGINA
2.8 Veiligheidsaanwijzingen inzake het gebruik van de functie voor verplaatsing
Het is verplicht om de onderstaande aanwijzingen na te leven.
• Verzeker u ervan dat de manoeuvres voor de verplaatsing van de machine worden
verricht op een stevige en vlakke ondergrond. Hiervoor kunt u gebruik maken van de
waterpas die zich op het werkplatform bevindt.
• Controleer of in de bodem gaten of oneffenheden aanwezig zijn en let goed op de
afmetingen van de machine.
• Controleer of rondom de machine geen personen of obstakels aanwezig zijn alvorens
de machine te verplaatsen
• WIJZIG DE RIJRICHTING niet op stoepranden, rotsen of grote hoogteverschillen (> 10
cm). Benader in dit geval de obstakels altijd haaks.
• Stuur bij het omhoog rijden op een helling nooit van de vlakte naar de helling toe.
Verricht de manoeuvre geleidelijk aan als dit toch nodig is.
• Rijd niet langs de rand van een helling of op een oneffen bodem met één rupsband
horizontaal en de andere rupsband gedeeltelijk opgeheven (>10°). Om beschadiging
van de rupsbanden te voorkomen, ALTIJD MET DE RUPSBANDEN STEUNEND OP
HETZELFDE HORIZONTALE VLAK RIJDEN.
ALMAC s.r.l.