â
ABB i-bus
KNX
Ingebruikname
Logische poort 2 activeren
Voor deze parameter gelden dezelfde instelmogelijkheden als voor Logische poort 1 activeren.
72 2CDC 514 065 D3101 | RM/S 3.1
Objectwaarde "Logische poort 1"
na terugkeer van de busspanning
Opties:
niet beschrijven
met 0 beschrijven
met 1 beschrijven
Deze parameter bepaalt welke waarde het communicatieobject Logische poort 1 toegewezen krijgt
bij busspanningsterugkeer (BST).
·
niet beschrijven: na BST blijft de waarde 0 in het communicatieobject Schakelen staan. Deze
waarde blijft behouden totdat het communicatieobject via de bus wordt gewijzigd. Pas dan
wordt de contactpositie opnieuw berekend en ingesteld. De correcte status van de
contactstand wordt via het communicatieobject Status Schakelen weergegeven, ongeacht de
waarde van het communicatieobject Schakelen. Dit is echter alleen het geval als er bij de
uitgangen A, B, C of D (20 AX C-Load) geen handmatige schakeling heeft plaatsgevonden.
Opmerking
De waarden van de communicatieobjecten Logische poort 1/2 worden bij uitval van de
busspanning opgeslagen. Bij terugkeer van de busspanning worden deze waarden weer
hersteld.
Als er geen waarden aan de communicatieobjecten Logische poort 1/2 zijn toegewezen, worden
deze gedeactiveerd.
Bij een reset via de bus blijven de waarden van de communicatieobjecten Logische poort 1/2
ongewijzigd.
Is voor de parameter Functie van de poort de optie GATE geselecteerd, dan verschijnt de volgende
parameter:
GATE blokkeert als objectwaarde
"Logische poort 1" gelijk is aan
Opties:
1
0
Deze parameter bepaalt bij welke waarde het communicatieobject Logische poort 1 de
GATE blokkeert.
Het gevolg van een blokkering is dat telegrammen die op het communicatieobject
Schakelen worden ontvangen, worden genegeerd. Zolang GATE geactiveerd is, houdt de
uitgang van de logische poort de waarde die als laatste naar de ingang van de gate is
verzonden. Na het blokkeren van de gate houdt de uitgang van de gate de waarde die de
uitgang vóór de blokkering had.
Na vrijgave van de gate blijft deze waarde behouden totdat een nieuwe waarde wordt
ontvangen.
Zie voor meer informatie: Functieschema, p. 132
De GATE wordt bij busspanningsuitval (BSU) gedeactiveerd en blijft ook bij
busspanningsterugkeer (BST) gedeactiveerd.