8.5 Meten van mengspanningen
Mengspanningen zijn gelijkspanningen waarbij een wisselspanning opgesla-
gen is. Een typisch voorbeeld is de spanning op de uitgang van een belaste
gelijkrichter met afvlakcondensator.
Als een uitgangssignaal, zoals in hfdst. "Gelijkspanningsmeting" beschreven,
op de oscilloscoop afgebeeld wordt, wordt het signaal weergegeven zoals
afgebeeld in afbeelding 8.5-1. Hier is duidelijk dat een curve een restrimpel
vertoont. De grootte van deze wisselspanningsaandeel is afhankelijk van de
belasting en de afvlakcondensator.
Afbeelding 8.5-1
De piekwaarde van de spanning bedraagt in dit voorbeeld 6,8 DIV multipli-
ceert met de ingestelde verticaalgevoeligheid. Om de piek-piek-spanning
van het wisselspanningsaandeel te bepalen, wordt de ingangskoppeling op
AC geschakeld en de verticaalgevoeligheid verhoogd en daarna de spanning
gemeten (zie hfdst. "Wisselspanningsmeting").
Afbeelding 8.5-2
34
8.6 Meting van het faseverschil
Een faseverschil is de tijdelijke verschuiving van twee signalen in verhouding.
Deze tijd kan heel eenvoudig bepaald worden.
1)
Zet het apparaat op 2-kanaals-werking (DUAL). Controleer, of kanaal 2
niet geïnverteerd is. Selecteer ingangskoppeling AC.
2)
Schakel de triggering op AUTO en kies als bron CH 1.
3)
Stel de horizontale afbuiging zo in dat een zo groot mogelijke
verschuiving te herkennen is. Indien nodig activeert u de uitrekking
(x10 MAG).
4)
Bepaal de afstand (zie afbeelding 8.6-1 en bereken de tijd
overeenkomstig met de ingestelde afbuigsnelheid.
Afbeelding 8.6-1
8.7 Meting van de stijgtijd
Bij het onderzoeken van rechthoeksignalen is de bepaling van de stijgsnel-
heid een belangrijk punt. De stijgtijd wordt principieel gemeten tussen 10%
en 90% van de signaalamplitude. Op het beeldscherm van oscilloscopen zijn
deze procentwaarden als hulplijnen gekenmerkt. Met de verticale instelknop
en met behulp van de horizontale en verticale positie-insteller is het heel een-
voudig om het signaal tussen de 0% en 100% rasterlijn te plaatsen. De stijg-
tijd komt overeen met het resultaat uit afstand in rasterdeeltjes van de 10%
en 90% hulplijnen en de ingestelde horizontale afbuiging.
Volgens dezelfde methode kan de valtijd berekend worden.
35