Als er binnen 60 seconden geen straal te zien is, schakelt u het
apparaat uit en controleert u nog een keer de instellingen.
2)
Stel met de insteller INTEN en FOCUS een optimale straalhelderheid
en -scherpte in.
3)
Stel nu de straal met behulp van de verticale en horizontale positie-
instelknoppen zodanig af dat deze overeenkomt met de horizontale
middenlijn. Indien de straal nog schuin loopt kunt u deze met behulp
van de TRACE ROTATON corrigeren (gebruik hiervoor een kleine
schroevendraaier).
4)
Verbind een sonde met de CH 1-ingang en klem het sondepunt op de
CAL-uitgang.
5)
Zet de AC-GND-DC-schakelaar op positie AC. Op het beeldscherm is
nu een weergave te zien zoals getoond in afbeelding 7.2-1.
6)
Eventueel de beeldscherpte met
de FOCUS-insteller corrigeren.
7)
Verander
op
de
proef
TIME/DIV, VOLTS/DIV insteller
en de verticale en horizontale
positie insteller. Bekijk hierbij de
veranderingen op het beeld-
scherm.
De hierboven genoemde handelingen zijn de basisprocedures voor de
1-kanaals-werking met ingang CH 1. Deze kunnen echter ook met ingang
CH 2 doorgevoerd worden. In dit geval moeten alleen VERT.-MODE en
SOURCE op CH 2 omgeschakeld worden.
7.3 2-kanaals-werking
Voer volgende veranderingen door, op basis van de genoemde instellingen in
het voorgaande hoofdstuk:
1)
Zet de VOLTS/DIV schakelaar voor CH 1 op positie 1 V/DIV. Het
getoonde rechthoeksignaal is nu alleen nog half zo groot als eerst.
2)
Schuif de curve met de insteller voor verticale positie CH 1 twee raster-
lijnen omhoog.
20
de
Afbeelding 7.2-1
3)
Zet de VERT.MODE schakelaar op positie DUAL. Nu is een tweede
straallijn te zien.
4)
Schuif met de insteller voor verticale positie CH 4 deze op de tweede
rasterlijn onder de middenlijn.
5)
Zet de VOLTS/DIV schakelaar voor CH 2 op positie 1 V/DIV.
6)
Sluit een tweede sonde aan op de CH 2-ingang en klem het sondepunt
eveneens vast op de CAL-uitgang.
7)
Zet de AC-GND-DC-schakelaar voor de CH 2-ingang op positie AC.
Op het beeldscherm moet nu een afbeelding te zien zijn zoals getoond
in afb. 7.3-1.
In dit voorbeeld werd de triggerfunctie
AUTO en de triggerbron kanaal 1
gebruikt.
Opdat
beide
kanalen
hetzelfde signaal laten zien, verkrijgen
we voor beide kanalen een staand
beeld.
Hoe,
bij
verschillende
frequenties, op beide kanalen een
staand beeld bereikt wordt leest u in
hoofdstuk "Triggering".
Als de ALT/CHOP-toets niet ingedrukt
is, verschijnen beide curven achter
elkaar op het scherm. De alternerende (afwisselend) functie wordt bij
voorkeur bij snelle afbuigsnelheden toegepast. Als de ALT/CHOP-toets
ingedrukt is wordt vlug overgeschakeld tussen de twee kanalen (schakel-
frequentie ca. 250 Hz), hierdoor lijkt het alsof beide curven tegelijkertijd
geschreven worden. Om dit duidelijker te maken schakelt u beide ingangen
op GND en stelt u een langzame afbuigsnelheid b.v. 0,5 s/DIV in. Als u nu
tussen ALT en CHOP omschakelt kunt u het verschil duidelijk zien.
7.4 ADD-functie
In de 2-kanaals-werking kunnen beide signalen opgeteld en afgetrokken
worden. Voorwaarde hierbij is, dat er op beide kanalen dezelfde gevoeligheid
ingesteld is en de fijne-insteller op de CAL-positie staat.
Stel de oscilloscoop in, zodat afbeelding 7.2-1 op het scherm weergegeven
wordt.
Zet nu de VERT.MODE-schakelaar op positie ADD. Beide curven worden nu
Afbeelding 7.3-1
21