8.4 Wisselspanningsmetingen
Zorg ervoor, dat voor iedere spanningsmeting de verticale (VAR) en horizontale
(SWP.VAR) fijne insteller op de CAL-positie staan, anders kunnen meetfouten
ontstaan.
1)
Schakel de ingangskoppeling op GND en de triggersoort op AUTO.
2)
Schuif, met de verticale positie-insteller, de straal boven op de
middenlijn.
3)
Schakel de ingangsgevoeligheid op 5 V/DIV en verbind de sonde met
het te meten object. Zet de ingangskoppeling op positie AC.
4)
Zet de VOLT/DIV-schakelaar in de positie waarbij de grootste afbuiging
van het signaal op het scherm bereikt wordt.
5)
Stel de horizontale afbuiging (TIME/DIV) zo in dat er een gehele periode
afgebeeld wordt.
8.4.1 Spanningsmeting
Meestal wordt bij wisselspanningmetingen de piek-piek-spanning gemeten.
Deze kan op alle signaalvormen, onafhankelijk van haar complexiteit,
gebruikt worden. De piek-piek-spanning is de som tussen de positieve en de
negatieve punten van een curve.
Om de piek-piek-spanning te bepalen handelt u als volgt:
1)
Verschuif met de verticale positie-insteller de curve zodat het onderste
(negatieve) punt van het signaal een horizontale rasterlijn aanraakt.
2)
Verschuif nu met de horizontale positie-insteller de curve zodat de
positieve punt van het signaal door de verticale middenlijn leidt. In
afbeelding 8.4-1 bedraagt de afstand tussen de extreme waarden 6,6
rasterdeeltjes (DIV).
8)
Voor een berekening van de spanning zijn meerdere parameters van
betekenis.
• op welke waarde is de ingangsgevoeligheid geschakeld?
• hoe is de sonde ingesteld (1:1 of 10:1)?
• is de verticale gevoeligheidsversterking (x5 MAG) geactiveerd?
30
Afbeelding 8.4-1
De onderstaande voorbeelden laten zien hoe er verschillende meetresultaten
ontstaan bij steeds dezelfde afbeelding op het scherm.
Voorbeeld 1
De verticaalgevoeligheid is ingesteld op 5 mV/DIV, de verticale fijne insteller
staat op positie CAL en is ingedrukt. De sonde is op directe werking (1:1)
geschakeld. De piek-piek-spanning USS bedraagt:
U
= 6,6 DIV x 5 mV/DIV = 33 mV
SS
Voorbeeld 2
De verticaalgevoeligheid is ingesteld op 2 V/DIV, de verticale fijne insteller
staat op positie CAL en is ingedrukt. De sonde is op deelwerking (10:1)
geschakeld. Het resultaat is hierbij:
U
= (6,6 DIV x 2 V/DIV) x 10 = 132 V
SS
Voorbeeld 3
De verticaalgevoeligheid is ingesteld op 5 mV/DIV, de verticale fijne insteller
staat op positie CAL en is uitgetrokken (vergroting x 5, daadwerkelijke
gevoeligheid dus 1 mV). De sonde is ingesteld op directe werking (1:1). Het
resultaat is hierbij:
U
= (6,6 DIV x 5 mV/DIV) : 5 = 6,6 mV
SS
Bij sinusvormige spanningen gelden nog verdere referentie:
Eenvoudige piekspanning
Effectieve spanning
31