Nederlands
• Hiervoor:
• Het reservoir aan de waterzijde drukloos maken
(doorstroomarmatuur sluiten (A, Fig. 3) en het
restwater via de afvoer laten wegvloeien
(B, Fig. 3)).
• De gasdruk op het luchtventiel (boven,
beschermkap verwijderen) van het
membraandrukvat controleren met een
luchtdrukmeter (C, Fig. 3). Als de druk te laag is
(PN 2 = inschakeldruk van de pomp pmin min
0,2-0,5 bar of de waarde in de tabel op het
reservoir (zie ook Fig. 3) aanpassen door het
bijvullen van stikstof (Wilo-servicedienst).
• Laat bij een te hoge druk stikstof ontsnappen via
het ventiel totdat de vereiste waarde is bereikt.
Beschermkap weer plaatsen.
• Aftapklep aan de doorstroomarmatuur sluiten
en doorstroomarmatuur openen.
• Als de installatiedruk groter is dan PN 16, dienen
de vulvoorschriften voor het membraandrukvat
conform de inbouw- en bedieningsvoorschriften
van de fabrikant in acht genomen te worden.
GEVAAR! Levensgevaar!
Een te hoge voordruk (stikstof) in het
membraandrukvat leidt tot beschadiging of
vernietiging van het reservoir, en daardoor ook
tot persoonlijk letsel.
Neem de veiligheidsmaatregelen voor de
omgang met drukvaten en technische gassen in
acht.
De drukgegevens in deze documentatie (Fig. 4)
zijn in bar (!) weergegeven. Bij het gebruik van
afwijkende drukmeetschalen rekening houden
met de omrekeningsregels!
• Bij indirecte aansluiting controleren op voldoende
waterniveau in de breektank of bij directe
aansluiting voldoende toevoerdruk (min. 1 bar).
• Correcte installatie van de juiste
droogloopbeveiliging (paragraaf 7.2.4)
controleren.
• In de breektank vlotterschakelaar of elektroden
voor de droogloopbeveiliging zodanig
positioneren dat de installatie bij een minimale
waterstand zeker wordt uitgeschakeld
(paragraaf 7.2.4).
• Controleren of de motorbeveiligingsschakelaar in
het regelsysteem (als deze aanwezig is) op de
juiste nominale stroom is ingesteld conform de
gegevens op de motortypeplaatjes. Inbouw- en
bedieningsvoorschriften van het regelsysteem in
acht nemen.
• De pompen mogen slechts kort tegen de gesloten
afsluiter aan de perszijde draaien.
• Controle en instelling van de vereiste
bedrijfsparameters op de frequentieomvormer
van de pomp en het regelsysteem conform
meegeleverde inbouw- en
bedieningsvoorschriften.
26
8.2 Droogloopbeveiliging
Af fabriek zijn de waarden voor het uitschakelen
van de installatie bij onderschrijding op 1,0 bar en
voor het herinschakelen bij overschrijding op
1,3 bar ingesteld. Dit geldt voor de druksensor van
de droogloopbeveiliging (WMS) en ook voor de
drukregeling bij installaties met een tweede
druksensor aan de zuigzijde.
Bij installaties van de serie COR/T-1 vindt een
uitschakeling vanwege watergebrek plaats, als
het onderste schakelpunt van signaalgever
watergebrek wordt onderschreden (Fig. 1e,
52 niveau B). Het herinschakelen vindt plaats,
nadat het bovenste schakelpunt van de
signaalgever watergebrek is bereikt (Fig. 1e, 52
niveau A) en er een minimale voordruk op de
druksensor aan de zuigzijde wordt gemeten van
0,3 bar!
Het wijzigen van deze instellingen is niet mogelijk.
8.3 Inbedrijfname van de installatie
Nadat alle voorbereidingen en
controlemaatregelen conform paragraaf 8.1
getroffen zijn, moet
• bij installaties COR-1...GE-HS en
SiBoost Smart 1...HS de installatie met optionele
hoofdschakelaar worden ingeschakeld.
• bij installaties met een extra regelsysteem de
installatie met de hoofdschakelaar aan het
regelsysteem worden ingeschakeld en de regeling
op automatisch bedrijf worden ingesteld.
• bij installaties van het type COR-1...GE (zonder
hoofdschakelaar af fabriek) de installatie met een
aparte, niet-inbegrepen hoofdschakelaar worden
ingeschakeld.
Door de drukregeling wordt de pomp
ingeschakeld, totdat de verbruikersleidingen met
water zijn gevuld en de ingestelde druk is
opgebouwd. Als de druk niet meer verandert
(geen verbruikersafname binnen een
vooringestelde tijd), schakelt de regeling de pomp
uit. Een gedetailleerde beschrijving is te vinden in
de inbouw- en bedieningsvoorschriften van de
pomp en het regelsysteem.
Waarschuwing! Gevaar voor de gezondheid!
De installatie moet uiterlijk nu goed worden
gespoeld. (Zie hoofdstuk 7.2.3)
8.4 Uitbedrijfname van de installatie
Als de drukverhogingsinstallatie voor onderhoud,
reparatie of andere maatregelen buiten bedrijf
gesteld wordt, dient u als volgt te werk te gaan!
• Spanningstoevoer uitschakelen en tegen
onbevoegde herinschakeling borgen.
• Afsluitarmatuur vóór en na de installatie sluiten.
• Membraanexpansievat aan de
doorstromingsarmatuur afsluiten en leegmaken.
• Installatie eventueel compleet leegmaken.
WILO SE 11/2020