7.2.5 Hoofdschakelaar (toebehoren)
Een optioneel meegeleverde, handbediende
hoofdschakelaar (16) (bij installaties van de serie
COR-1...GE-HS en SiBoost Smart 1...HS) dient
voor het verbreken en verbinden van de
stroomtoevoer bij onderhoudswerkzaamheden
aan de pomp of andere onderdelen die
kortstondig buiten bedrijf moeten worden
gesteld.
7.2.6 Membraandrukvat (toebehoren)
Om transporttechnische en hygiënische redenen
is het mogelijk dat het bij de levering van de
drukverhogingsinstallatie inbegrepen
ongemonteerde membraandrukvat (8 liter) als
extra pakket, in een kartonnen doos (Fig. 9a en
9b-42), meegeleverd wordt. Membraandrukvat (9)
vóór de inbedrijfname op de doorstroomarmatuur
(10) monteren (Fig. 2a en 3).
LET OP
Let erop dat de doorstromingsarmatuur niet
verdraaid wordt. Het armatuur is juist gemonteerd,
wanneer de aftapklep (Fig. 3, B) en de
aangebrachte pijlen voor de stromingsrichting
parallel met de leiding lopen.
Als een bijkomend groter membraandrukvat
wordt geïnstalleerd, moeten de bijbehorende
inbouw- en bedieningsvoorschriften in acht
worden genomen. Bij een drinkwaterinstallatie
moet een doorstroomd membraandrukvat
conform DIN 4807 gebruikt worden. Houd voor
Nominale diameter
Aansluiting
Max. debiet
3
(m
/h)
Tabel 1
7.2.7 Veiligheidsventiel (toebehoren)
Indien het totaal van de maximaal mogelijke
voordruk en de maximale pompdruk van de
drukverhogingsinstallatie hoger is dan de
maximaal toegestane bedrijfsoverdruk van een
installatiecomponent, moet aan de perszijde een
goedgekeurd veiligheidsventiel worden
geïnstalleerd. Het veiligheidsventiel moet zodanig
zijn uitgevoerd dat bij het 1,1-voudige van de
toelaatbare bedrijfsoverdruk het daarbij
optredende debiet van de
drukverhogingsinstallatie afgetapt wordt
(gegevens over de dimensionering vindt u in de
specificatiebladen/karakteristieken van de
installatie). Uitstromend water veilig afvoeren.
Voor de installatie van het veiligheidsventiel
dienen de bijbehorende inbouw- en
bedieningsvoorschriften en de geldende
bepalingen in acht te worden genomen.
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiBoost Smart 1, Wilo-Comfort-Vario COR-1...-GE, Wilo-Comfort-Vario COR/T-1...-GE
DN 20
DN 25
DN 32
(Rp 3/4")
(Rp 1")
(Rp 11/4")
2,5
4,2
7,2
membraandrukvaten rekening met voldoende
ruimte voor onderhoudswerkzaamheden of
vervanging.
LET OP
Voor membraandrukvaten zijn regelmatige
inspecties overeenkomstig Richtlijn 97/23/EG
vereist! (in Duitsland bovendien rekening
houdend met de bedrijfsveiligheidsverordening
§§ 15(5) en 17 alsmede bijlage 5).
Vóór en achter het reservoir dient voor controles,
inspectie- en onderhoudswerkzaamheden in de
leiding steeds een afsluitarmatuur in de leiding te
worden aangebracht. Om te voorkomen dat de
installatie stil komt te staan, moeten voor
onderhoudswerkzaamheden vóór en achter het
membraandrukvat aansluitingen voor een bypass
worden aangebracht. Een bypass (voorbeelden zie
schema Fig. 6a en 6b pos. 29) moet om stilstaand
water te voorkomen na beëindiging van de
werkzaamheden worden verwijderd! Speciale
aanwijzingen voor het onderhoud en de controle
vindt u in de inbouw- en bedieningsvoorschriften
van het betreffende membraandrukvat.
Bij de dimensionering van het membraandrukvat
moet rekening worden gehouden met de
installatie-omstandigheden en pompgegevens
van de installatie. Let hierbij op voldoende
doorstroming van het membraandrukvat. Het
maximale debiet van de drukverhogingsinstallatie
mag de maximaal toegelaten volumestroom van
de membraandrukvat-aansluiting (zie tabel 1,
specificaties typeplaatje en inbouw- en
bedieningsvoorschriften van het reservoir) niet
overschrijden.
DN 50
DN 65
Flens
Flens
15
27
7.2.8 Drukloze breektank (toebehoren)
Voor de indirecte aansluiting van de
drukverhogingsinstallatie op het openbare
waterleidingnet moet de installatie samen met
een drukloze breektank volgens DIN 1988 worden
opgesteld (voorbeeld Fig. 10a). Voor de opstelling
van de breektank gelden dezelfde regels als voor
de drukverhogingsinstallatie (zie hoofdstuk 7.1).
De bodem van het reservoir moet met het
volledige oppervlak op een stevige ondergrond
staan. Bij de dimensionering van het
draagvermogen van de ondergrond dient rekening
gehouden te worden met de maximale
vulhoeveelheid van het betreffende reservoir. Bij
de opstelling dient op voldoende ruimte voor
inspectiewerkzaamheden gelet te worden
(minstens 600 mm boven het reservoir en
1.000 mm aan de aansluitzijden). Het volle
reservoir mag niet schuin opgesteld worden,
omdat een ongelijkmatige belasting tot
onherstelbare schade kan leiden.
Nederlands
DN 80
DN 100
Flens
Flens
36
56
23