6.3.1 P-v-modus
Bedrijfssituatie "p-v-regeling"
Naast de in de inbouw- en
bedieningsvoorschriften van de pomp nader
omschreven bedrijfssituaties "Toerentalregeling";
"Druk constant: p-c"; "Verschildruk constant
Δp-c"; "PID-regeling" en "Verschildruk variabel
Δp-v" kan een hieronder nader omschreven
regelingsmodus "Druk variabel p-v" (hierna p-v-
regeling genoemd) via de bedieningsinterface van
de frequentieomvormer in het menu worden
ingesteld (zie paragraaf 6.3.2).
In de bedrijfssituatie "p-v-regeling" verandert de
frequentieomvormer de pompdruk lineair aan de
hand van het debiet dat door de installatie moet
worden getransporteerd (diagram Fig. 6.3.1-2).
Voor deze bedrijfssituatie moet per zuig- en
perszijde een druksensor worden ingezet. Aan de
perszijde van de pomp wordt een relatievedruk-
sensor gebruikt en aan de zuigzijde van de pomp
kan zowel een relatievedruk-sensor (standaard af
fabriek) als een absolutedruk-sensor worden
gebruikt.
De relatievedruk-sensor die af fabriek het meest
wordt gebruikt, met een meetbereik van -1 bar
tot 9 bar, wordt in het menu 5.4.0.0 "IN2"
afgebeeld als absolutedruk-sensor [5.4.4.0 = ABS]
van 0 tot 10 bar [5.4.3.0 = 10 bar].
Fig. 6.3.1-1
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiBoost Smart 1, Wilo-Comfort-Vario COR-1...-GE, Wilo-Comfort-Vario COR/T-1...-GE
(Precisie van de sensoren ≤ 1 % en gebruik
tussen 30 % en 100 % van het meetbereik).
Een relatievedruk-sensor meet de druk in
verhouding tot de atmosferische druk
(Fig. 6.3.1-1). Een absolutedruk-sensor meet de
druk in verhouding tot de nuldruk in een vacuüm.
• De waarde voor (Pset) wordt handmatig ingevoerd
via menupunt 1.0.0.0.
• De waarde voor (Qset) wordt handmatig
ingevoerd via menupunt 2.3.3.0.
• De waarde voor het nuldebiet (Pset(Q=0)) wordt
handmatig ingevoerd via menupunt 2.3.4.0.
Zie paragraaf 6.3.2 voor de instellingen.
In de bedrijfssituatie p-v herkent de regeling een
nuldebiet, waardoor de pomp wordt
uitgeschakeld.
Aanbeveling voor de inbedrijfname:
-De gewenste druk op het gewenste punt van het
debiet (Pset) instellen op 60 tot 80 % van de
maximumdruk van de pomp.
-Het debiet (Qset) instellen op het nominale
debiet van de pomp.
-De gewenste druk bij een nuldebiet (Pset(Q=0))
op 90 % van Pset instellen.
Fig. 6.3.1-2
Nederlands
15