Nederlands
Het door Wilo als toebehoren geleverde, drukloze
(d.w.z. onder atmosferische druk staande),
gesloten PE-reservoir dient volgens de bij het
reservoir meegeleverde inbouw- en
bedieningsvoorschriften te worden geïnstalleerd.
Er geldt de volgende procedure: Het reservoir
dient vóór de inbedrijfname mechanisch
spanningsvrij te worden aangesloten. Dat
betekent dat de aansluiting met behulp van
flexibele onderdelen, zoals compensatoren of
slangen, tot stand moet worden gebracht. De
overloop van het reservoir volgens de geldende
voorschriften (in Duitsland DIN 1988/T3 en
1988-300) aansluiten. De overdracht van warmte
door de aansluitleidingen dient door middel van
geschikte maatregelen te worden voorkomen. PE-
reservoirs uit het Wilo-assortiment zijn uitsluitend
gemaakt voor het opnemen van zuiver water. De
maximale temperatuur van het water mag niet
meer zijn dan 40 °C!
Voorzichtig! Gevaar voor materiële schade!
De reservoirs zijn statisch voor de nominale
inhoud ontworpen. Wijzigingen achteraf kunnen
leiden tot een beperkte statica, ontoelaatbare
vervormingen of zelfs onherstelbare
beschadiging van het reservoir!
Vóór de inbedrijfname van de installatie dient ook
de elektrische verbinding (droogloopbeveiliging)
met het regelsysteem van de installatie tot stand
gebracht te worden (gegevens hierover vindt u in
de inbouw- en bedieningsvoorschriften van de
pomp en het regelsysteem).
LET OP!
Het reservoir dient vóór het vullen te worden
gereinigd en gespoeld!
Voorzichtig! Gezondheidsrisico en gevaar voor
beschadiging!
Kunststofcontainers zijn niet begaanbaar! Het
betreden of belasten van de afdekking kan tot
ongevallen en beschadiging leiden!
7.2.9 Compensatoren (toebehoren)
Voor de spanningsvrije montage van de installatie
moeten leidingen met compensatoren worden
aangesloten (voorbeeld Fig. 8, 30).
Compensatoren moeten uitgerust zijn met een
geluidsisolerende lengtebegrenzing om
optredende reactiekrachten op te vangen.
Compensatoren spanningsvrij in de leidingen
monteren. Uitlijnfouten mogen niet door middel
Nominale diameter
Schroefdraad
Aansluiting
Schroefverbinding
DN 32
Rp 11/4"
DN 40
Rp 11/2"
DN 50
Rp 2"
DN 65
Rp 21/2"
Tabel 2
24
van compensatoren worden verholpen. Bij de
installatie dienen de schroeven gelijkmatig
kruislings te worden aangehaald. De uiteinden van
de schroeven mogen niet uit de flens steken. Bij
laswerkzaamheden in de buurt van de
compensatoren moeten deze ter bescherming
afgedekt worden (vonkenregen, stralingswarmte).
De rubberen onderdelen van compensatoren niet
van verf voorzien en tegen olie beschermen. De
compensatoren in de installatie moeten altijd
toegankelijk zijn voor een controle. Deze mogen
daarom niet in de isolatie van leidingen worden
ingebouwd.
LET OP!
Compensatoren zijn onderhevig aan slijtage.
Regelmatige controles op scheurtjes of
luchtbellen, vrijliggend weefsel of andere
gebreken zijn noodzakelijk (zie aanbevelingen
DIN 1988).
7.2.10 Flexibele aansluitleidingen (toebehoren)
Bij leidingen met schroefdraadaansluitingen
moeten flexibele aansluitleidingen gebruikt
worden voor de spanningsvrije installatie van de
drukverhogingsinstallatie en bij een kleine offset
van de leidingen (Fig. 8-31). De flexibele
aansluitleidingen uit het Wilo-assortiment
bestaan uit een hoogwaardige, roestvrij stalen,
geribde slang met een roestvrij stalen
ommanteling. Voor de installatie op de
drukverhogingsinstallatie bevindt zich aan het
uiteinde een afdichtende roestvrij stalen
schroefdraadverbinding met binnendraad. Aan
het andere uiteinde bevindt zich een
leidingbuitendraad voor de koppeling aan het
verdere leidingsysteem. Afhankelijk van de
betreffende bouwgrootte dienen bepaalde,
maximaal toelaatbare vervormingen
aangehouden te worden (zie tabel 2 en Fig. 8).
Flexibele aansluitleidingen zijn niet geschikt om
axiale trillingen op te vangen en overeenkomstige
bewegingen te compenseren. Het knikken of
twisten bij de installatie dient door middel van
geschikt gereedschap te worden voorkomen. Bij
een hoekoffset van de leidingen moet de
installatie door middel van geschikte maatregelen
aan de bodem worden bevestigd om het
contactgeluid te verminderen. De flexibele
aansluitleidingen in de installatie moeten altijd
toegankelijk zijn voor een controle, daarom
mogen ze niet in de isolatie van leidingen worden
ingebouwd.
Conische
Toelaatbare buigradius
buitendraad
∞tot RB in mm
R 11/4"
220
R 11/2"
260
R 2"
300
R 21/2"
370
Max. buighoek
0 tot BW in °
75
60
50
40
WILO SE 11/2020