LET OP!
Flexibele aansluitleidingen zijn onderhevig aan
bedrijfsafhankelijke slijtage. Regelmatige
controles op lekkage of andere gebreken zijn
noodzakelijk (zie aanbevelingen DIN 1988).
7.2.11 Drukregelaar (toebehoren)
Het gebruik van een drukregelaar is vereist bij
drukschommelingen in de toevoerleiding van
meer dan 1 bar of als de voordrukschommeling zo
groot is dat de installatie uitgeschakeld moet
worden of als de totale druk (voordruk en
pompopvoerhoogte in het nulniveaupunt - zie
karakteristiek) van de installatie groter is dan de
nominale druk. Er moet een minimaal drukverlies
van ca. 5 m of 0,5 bar zijn om ervoor te zorgen dat
de drukregelaar goed werkt. De druk achter de
drukregelaar (achterdruk) is het uitgangspunt
voor de bepaling van de totale opvoerhoogte van
de drukverhogingsinstallatie. Bij de installatie van
een drukregelaar moet aan de voordrukzijde een
toevoerstuk van ca. 600 mm aangebracht zijn.
7.3 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
De elektrische aansluiting moet conform de
geldende, plaatselijke voorschriften (VDE-
voorschriften) worden uitgevoerd door een
elektrotechnicus die erkend is door het
plaatselijke energiebedrijf.
Neem voor de elektrische aansluiting de
bijbehorende inbouw- en
bedieningsvoorschriften en de meegeleverde
elektrische schakelschema's van de pomp of het
regelsysteem in acht.
Bij installaties van de serie COR-1...GE -HS en
SiBoost Smart 1...HS met optioneel geïntegreerde
hoofdschakelaar komt de netaansluiting tot stand
via de hoofdschakelaar. Hiervoor ook de
meegeleverde inbouwvoorschriften van de
hoofdschakelaar in acht nemen.
Hieronder worden de algemene punten vermeld
waar u rekening mee moet houden:
• Stroomtype en spanning van de netaansluiting
moeten overeenkomen met de gegevens op het
typeplaatje en het schakelschema van de pomp en
het regelsysteem.
• De elektrische aansluitkabel dient in
overeenstemming met het totale vermogen van
de installatie voldoende gedimensioneerd te zijn
(zie inbouw- en bedieningsvoorschriften en
meegeleverde elektroschakelschema's van de
pomp en het regelsysteem).
• De externe zekering dient conform DIN 57100/
VDE0100, deel 430 en deel 523 uitgevoerd te
worden (zie inbouw- en bedieningsvoorschriften
en meegeleverde elektroschakelschema's van de
pomp en het regelsysteem).
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-SiBoost Smart 1, Wilo-Comfort-Vario COR-1...-GE, Wilo-Comfort-Vario COR/T-1...-GE
• Als veiligheidsmaatregel dient de installatie
volgens de voorschriften (d.w.z. conform de
plaatselijke voorschriften en omstandigheden) te
worden geaard. De daarvoor bestemde
aansluitingen zijn dienovereenkomstig
gemarkeerd (zie ook het schakelschema).
GEVAAR! Levensgevaar!
Als beschermende maatregel tegen gevaarlijke
aanraakspanningen:
• Bij drukverhogingsinstallaties met
frequentieomvormer dient een
alstroomgevoelige lekstroom-
veiligheidsschakelaar met een uitschakelstroom
van 300 mA te worden geïnstalleerd.
• De beschermingsklasse van de installatie en van
de afzonderlijke onderdelen van de typeplaatjes
en/of de gegevensbladen aflezen.
• Overige maatregelen/instellingen enz. zijn te
vinden in de inbouw- en bedieningsvoorschriften
en het schakelschema van de pomp en/of het
regelsysteem en/of de hoofdschakelaar.
8 Inbedrijfname/uitbedrijfname
Aanbeveling: Wij adviseren de eerste
inbedrijfname van de installatie door de Wilo-
servicedienst te laten uitvoeren. Neem hiervoor
contact op met de Wilo-dealer, de dichtstbijzijnde
Wilo-vestiging of direct met onze centrale
servicedienst.
8.1 Algemene voorbereidingen en
controlemaatregelen
• Vóór de eerste keer inschakelen moet de lokale
bekabeling worden gecontroleerd op correcte
uitvoering, vooral wat betreft de aarding.
• Leidingen op spanningsvrijheid controleren.
• Installatie vullen en door visuele controle op
lekdichtheid controleren.
• Afsluitarmaturen aan de pompen en in de
aanzuig- en persleiding openen.
• Open de ontluchtingsschroeven van de pompen
en vul de pompen langzaam met water, zodat de
lucht volledig kan ontsnappen.
Voorzichtig! Gevaar voor materiële schade!
Laat de pomp niet drooglopen. Droogloop
beschadigt de mechanische afdichting van de
pomp en leidt tot overbelasting van de motor.
• Tijdens afzuigmodus (d.w.z. negatief
niveauverschil tussen breektank en pomp) dient
de pomp en de zuigleiding via de opening van de
ontluchtingsschroef gevuld te worden (trechter
gebruiken).
• Als een membraandrukvat (optioneel of
toebehoren) is geïnstalleerd, dient het vat te
worden gecontroleerd op de correct ingestelde
voordruk (zie Fig. 3 en 4).
Nederlands
25