Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

De Telefoon Leren Gebruiken; Werken Met Het Beeldscherm - Motorola V220 Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

De telefoon leren gebruiken

Zie pagina 1 voor een afbeelding van de telefoon met de
belangrijkste functies.

Werken met het beeldscherm

Het hoofdscherm wordt weergegeven als u niet in gesprek bent of
het menu gebruikt. Telefoonnummers kiezen doet u vanuit het
hoofdscherm.
032483o
Druk de navigatietoets voor vijf richtingen (S) naar links, naar
rechts, omhoog of omlaag om een van de pictogrammen van de
menufuncties te selecteren. Als u per ongeluk een verkeerd
menupictogram selecteert, drukt u op O om naar het hoofdscherm
terug te gaan.
Opmerking: Uw hoofdscherm kan er anders uitzien dan de
afbeelding hierboven. Mogelijk heeft uw serviceprovider de
menupictogrammen verborgen, zodat de achtergrondafbeelding
beter te zien is. U kunt de menupictogrammen wel selecteren als
deze niet zichtbaar zijn. Zie pagina 79 als u de menupictogrammen
wilt weergeven of verbergen.
28 - De telefoon leren gebruiken
Å = GPRS PDP-context actief Ç = GPRS-pakketgegevens
3. Indicator voor gegevensoverdracht
Duidt de status van de verbinding en gegevensoverdracht aan.
Indicators kunnen zijn:
4 = beveiligde overdracht van
pakketgegevens
3 = beveiligde verbinding met
toepassing
2 = beveiligd CSD-gesprek
(Circuit Switch Data)
4. Indicator voor roaming
Geeft aan dat de telefoon een netwerksysteem buiten het
basisnetwerk zoekt of gebruikt. Indicators kunnen zijn:
8 = 2,5G basis
: = 2G basis
5. Indicator voor actieve lijn
@ of B wordt weergegeven om de huidige actieve
telefoonlijn aan te duiden. Overige indicators:
A = lijn 1 actief, doorschakelen
aan
E = wekker ingeschakeld
30 - De telefoon leren gebruiken
zijn beschikbaar
7 = onbeveiligde overdracht
van pakketgegevens
6 = onbeveiligde verbinding
met toepassing
5 = onbeveiligd CSD-gesprek
9 = 2,5G roaming
; = 2G roaming
C = lijn 2 actief, doorschakelen
aan
De indicator H (menu) geeft aan dat u op de menutoets (M) kunt
drukken om het hoofdmenu te openen.
De labels in de benedenhoeken van het scherm geven de huidige
functies van de softwaretoetsen weer. Druk op de linkersoft-
waretoets (-) of de rechtersoftwaretoets (+) om de functie uit te
voeren die wordt aangeduid door het label van de linker- of de
rechtersoftwaretoets.
Op het hoofdscherm van uw telefoon kan een analoge of digitale
klok worden weergegeven (zie pagina 78).
De volgende statusindicators kunnen worden weergegeven:
1. Indicator voor signaalsterkte
Verticale staafjes geven de sterkte van de netwerkverbinding aan.
U kunt niet bellen of gebeld worden als de indicator 0 (geen
signaal) of 0> (geen overdracht) wordt weergegeven.
2. Indicator voor GPRS
Geeft aan dat uw telefoon een snelle GPRS-
netwerkverbinding (General Packet Radio Service)
gebruikt. Met GPRS kunnen gegevens sneller worden
overgedragen. Indicators kunnen zijn:
6. Indicator voor Messaging Presence
Geeft aan wanneer Instant Messaging (IM) actief is.
Indicators kunnen zijn:
P = IM ingeschakeld
_ = bezet
J = beschikbaar voor
telefoongesprekken
Als een Java-toepassing actief is, kan hier een indicator `
(Java-midlet) worden weergegeven.
7. Indicator voor berichten
Wordt weergegeven als u een nieuw bericht ontvangt.
Indicators kunnen zijn:
r = SMS-bericht
d = IM-bericht
s = voicemail- en SMS-bericht
Wanneer u een bericht invoert, geeft een cijfer hier aan hoeveel
tekens er nog over zijn op deze pagina (dit SMS-bericht) of hoe
groot het bericht is (multimediabericht).
8. Indicator voor de locatie
Het is mogelijk dat uw telefoon tijdens een gesprek met
het alarmnummer informatie aan het netwerk kan
verstrekken over de locatie. Indicators geven aan
wanneer uw telefoon deze informatie verzendt:
Ö = locatie aan
De telefoon leren gebruiken - 29
I = beschikbaar voor IM
Q = onzichtbaar voor IM
X = off line
t = voicemailbericht
a = actieve chatsessie
Ñ = locatie uit
De telefoon leren gebruiken - 31

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave