INSTALLATEUR
3.4
Installatieplaats
De stalen
R
TAU N-ketels moeten in installatieruimtes met
exclusief gebruik geïnstalleerd worden die voldoen aan de
technische regels en de geldende wetgeving en die voorzien zijn
van ventilatieopeningen met geschikte afmetingen.
De ketel moet, indien mogelijk, los van de vloer opgesteld
worden om de aanzuiging van stof door de ventilator van de
brander tot een minimum te beperken en om de integratie van
eventuele afvoersystemen van de condens mogelijk te maken.
De condensafvoer van de ketel moet hoger dan de afdekking
van de geïnstalleerde neutralisator geplaatst worden.
De gastoevoerlijn moet op dusdanige wijze gerealiseerd wor-
den dat het de montage van de panelen mogelijk maakt en het
deurtje ook bij een gemonteerde brander kan worden.
BESCHRIJVING
B - Breedte
L - Lengte
H1 - Totale hoogte ketel + sokkel
~ 0
, 1 m
115
150
210
750
750
750
1350
1350
1350
1420
1420
1420
9
Voor België moeten de verwarmingsketels geïnstalleerd
worden volgens norm NBN D51.003, norm NBN B61.002 (ver-
mogen < 70 kW), norm NBN B61.001 (vermogen > 70 kW).
9
Houd rekening met de nodige ruimte voor de toegang tot de
veiligheids- en regelinrichtingen en voor het uitvoeren van
het onderhoud.
9
Als de brander met een gasbrandstof gevoed wordt met een
soortelijk gewicht hoger dan dat van lucht, moeten de elek-
trische delen op een afstand van meer dan 500 mm van de
vloer geplaatst worden.
0
Het apparaat mag niet in de open lucht geïnstalleerd wor-
den, omdat het niet ontworpen is om buiten te functione-
ren en niet over een automatische vorstbeveiliging beschikt.
H 1
TAU N
270
350
450
600
850
850
900
900
1620
1820
1930
2140
1540
1540
1700
1700
19
800
1000
1150
1250
1000
1000
1200
1200
2400
2700
2920
2920
2010
2010
2130
2130
INSTALLATEUR
1450
1250
mm
3100
mm
2280
mm