Sharpness (Scherpte)
U kunt de scherpte afstellen om de kopie scherper of zachter te maken dan het brondocument.
1. Laad een document(en) met de afdrukzijde omhoog en de bovenhoek eerst in de automatische
documenttoevoer (ADF); of plaats een enkel document met de afdrukzijde omlaag op de glasplaat
en sluit de documentklep.
Zie ook:
❏ "Kopieën maken vanaf de automatische documenttoevoer (ADF)" op pagina 177
❏ "Kopieën maken vanaf het documentglas" op pagina 175
2. Druk op de
3. Selecteer Sharpness (Scherpte), en druk vervolgens op de
4. Selecteer het gewenste instelling en druk dan op de
Sharpest (Scherpst)
Sharper (Scherper)
Normal (Normaal)
Softer (Zachter)
Softest (Zachtst)
*
Standaard fabrieksmenu-instelling
5. Pas andere kopieeropties inclusief het aantal kopieën, het kopieerformaat en de beeldkwaliteit
indien nodig aan.
Zie ook:
"Kopieeropties aanpassen" op pagina 178
6. Druk op de
Auto Exposure (Autom. belichting)
U kunt de achtergrond van het brondocument onderdrukken om de tekst op de kopie te verbeteren.
(Copy) toets.
Maakt de kopie scherper dan het brondocument.
*
Houdt de scherpte van het brondocument zoals het is.
Maakt de kopie zachter dan het brondocument.
(Start) toets om met kopiëren te beginnen.
AL-MX200 Series
Gebruikershandleiding
toets.
toets.
Kopiëren
187