8. De Correctiecoëfficiënt bepalen en invoeren
Sommige materialen geven meer warmte terug dan naar buiten afgevoerd. Zwarte
stoffen absorberen bijvoorbeeld warmte en op deze manier geven een foutief
meetresultaat.
Om een foutvrij meetresultaat te verkrijgen is een correctie vereist.
Door de correctiecoëfficiënt te bepalen krijgt de gebruiker de mogelijkheid om met de
set voor temperatuurkalibratie het verschil tussen de ingestelde temperatuur op de
vochtbepaler en de feitelijk gemeten temperatuur van het onderzochte voorwerp te
corrigeren.
De correctiecoëfficiënt bepalen:
● De droging van het monster doorvoeren.
● Het meetresultaat documenteren.
● De droging van het tweede monster doorvoeren. De grootte van het monster zo
kiezen
dat
het
temperatuurkalibratie in het monster in te dompelen.
● Het meetresultaat van de vochtbepaler en van de set voor temperatuurkalibratie
documenteren.
● De correctiecoëfficiënt volgens de volgende formule berekenen.
Correctiecoëfficiënt =
Voorbeeld: De gemeten temperatuur bedraagt 121°C, de ingestelde temperatuur
bedraagt 110°C, de correctiecoëfficiënt bedraagt 0,11.
Typische materialen met hoge temperatuurstraling:
Materiaal
Bloem
Poederkool
Vochtige theebladen
Droge theebladen
Cement
64
mogelijk
is
om
----------------------------------------------
Ingestelde
temperatuur
100°C
100°C
100°C
100°C
100°C
een
meetsensor
T (gemeten) − T (ingesteld)
T (ingesteld)
Gemeten
temperatuur
103,7°C
122°C
120,5°C
108,5°C
121°C
van
de
set
voor
Correctiecoëfficiënt
0,04
0,22
0,20
0,08
0,21
MLS_C-BA-nl-1330