Met
de
navigatietoetsen
"Beëindiging" kiezen.
De toets drukken, de actuele instelling verschijnt.
De toets opnieuw drukken, het actuele menupunt
blinkt.
Met
de
navigatietoetsen
uitzetcriterium
kiezen.
hoofdstuk 9.1.2 "Uitzetcriterium".
De
ingevoerde
bevestigen, met de volgende parameters omgaan als
onderaan beschreven.
5. Eenheid van afgelezen resultaat
(mogelijk om om te schakelen tussen %M, %D, %R, g)
Met
de
navigatietoetsen
"Resultaat" kiezen.
De toets drukken, de actuele instelling blinkt.
Met de navigatietoetsen ( ) de gewenste instelling
kiezen. Meer details, zie hoofdstuk 9.1.2 "Eenheid van
afgelezen afdruk".
De
ingevoerde
bevestigen, met de volgende parameters omgaan als
onderaan beschreven.
6. Afdrukcyclus
Hier wordt de cyclus ingesteld waarin de tussentijdse resultaten geprint
worden.
Met
de
navigatietoetsen
"Afdruktijd" kiezen.
De toets drukken, de actuele instelling blinkt.
Met de navigatietoetsen ( ) de gewenste instelling
kiezen. Meet details, zie hoofdstuk 9.1.2 "Afdrukcyclus".
De
ingevoerde
bevestigen, met de volgende parameters omgaan als
onderaan beschreven.
62
)
(
)
(
Verdere
gegevens
met
de
)
(
gegevens
met
de
)
(
gegevens
met
de
de
menupunt
het
gewenste
details,
zie
toets
PRINT
de
menupunt
toets
PRINT
de
menupunt
toets
PRINT
MLS_C-BA-nl-1330