▶ Aanzuig- en uitblaaszijde zodanig kiezen, dat sneeuw of regen niet
naar binnen kan dringen.
▶ Stel de buitenunit zodanig op, dat geen sneeuw of regen van het dak
glijdt of druppelt.
– Wanneer sneeuw zich op de aanzuigopening heeft afgezet en daar
vastvriest, kunnen storingen ontstaan.
– Monteer in gebieden met veel sneeuw een beschermdak.
▶ Stel in sneeuwrijke gebieden de buitenunit op een sokkel op, die
500 mm boven de gemiddelde jaarlijkse sneeuwhoogte ligt.
▶ Verwijder de sneeuw, zodra de sneeuwhoogte op de buitenhoogte
meer dan 100 mm is, om optimaal bedrijf te waarborgen.
Wanneer de sokkel breder is dan de buitenunit, kan de
sneeuw ook daar ophopen.
▶ De sokkelhoogte moet 2 maal de sneeuwhoogte zijn,
de breedte moet niet meer zijn dan de breedte van de
buitenunit.
▶ De aanzuig- en uitblaasopening van de buitenunit niet
in de hoofdwindrichting plaatsen.
7
Koudemiddelleidingen
Dit hoofdstuk beschrijft de installatie van de koudemiddelleiding op de
buitenunit.
Korte leidingtrajecten buiten verminderen de warmte-
verliezen. Gebruik zo mogelijk voorgeïsoleerde koude-
middelleidingen. Buiten moeten de
koudemiddelleidingen tegen warmteverliezen worden
geïsoleerd! Deze isolatie moet UV-bestendig, weerbe-
stendig en bestand zijn tegen knaagdieren.
7.1
Aansluiting van de koudemiddelleidingen
De installatie mag alleen worden uitgevoerd door een ge-
certificeerde koeltechnicus (F-gassen). De installateur
moet de geldende regels en voorschriften en instructies
in de installatie- en gebruikersinstructie aanhouden.
VOORZICHTIG: De buitenunit is voorgevuld met koude-
middel R410A, dat ontsnapt, wanneer de afsluiters te
vroeg worden geopend.
▶ Open afsluiters niet, voordat de leidinginstallatie en
de vacuümafzuiging zijn afgerond.
Voorzichtigheid is geboden, omdat de koudemiddellei-
dingen gebogen moeten worden, zonder dat deze daar-
bij knikken. Een buigradius van 100 – 150 mm is
voldoende.
Gebruik koudemiddelolie met ester, ether of alcylbenzol
voor het insmeren van de flare-verbinding.
7.1.1
Veiligheid
Gebruik in de buitenunit uitsluitend het koudemiddel R410A.
▶ Alleen gekwalificeerde en gecertificeerde koudemiddeltechnici mo-
gen werkzaamheden aan de koudemiddelinstallatie uitvoeren.
▶ Gebruik bij de installatiewerkzaamheden de speciaal voor het koude-
middel R410A bedoelde gereedschappen en leidingcomponenten.
▶ Waarborg de dichtheid van de koudemiddelinstallatie. Ontsnappend
koudemiddel veroorzaakt bij contact met open vuur giftige gassen.
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
▶ Koudemiddel niet in de atmosfeer laten ontsnappen.
Ontsnappend koudemiddel kan bij aanraken van de lekkageplaats be-
vriezing tot gevolg hebben.
▶ Wanneer koudemiddel ontsnapt, geen onderdelen van de buitenunit
aanraken.
▶ Voorkom huid- of oogcontact met het koudemiddel.
▶ Schakel bij huid- of oogcontact met het koudemiddel een arts in.
7.1.2
Voorbereiden installatie
Gereedschappen voor de montage
VOORZICHTIG: Materiële schade door verkeerde in-
stallatie!
▶ Gebruik alleen gereedschappen, die speciaal zijn be-
doeld voor koudemiddel R410A.
Voor de omgang met koudemiddel R410A benodigde gereedschappen:
• Manometerset
• Vulslang
• Gaslekdetectieapparaat
• Steeksleutel
• Flensstempel
• Flensprofiel
• Adapter voor de vacuümpomp
• Elektronische koudemiddelweegschaal
Leidingen en leidingverbindingen
WAARSCHUWING: Gevaar voor lichamelijk letsel door
ontsnappend koudemiddel!
Niet toegestane of verkeerd gedimensioneerde leidin-
gen kunnen knappen.
▶ Gebruik uitsluitend koudemiddelleidingen met de
gespecificeerde wanddikte.
7.2
Montage van de koudemiddelleiding
Houd bij de montage van de koudemiddelleidingen de specificaties van
de leidinglengten en de stijgingen aan. Bereid de installatie voor wan-
neer alle voorwaarden bekend zijn. Begin daarna met de werkzaamhe-
den voor het installeren van de koudemiddelleiding op de buitenunit.
VOORZICHTIG: Storing!
Het nominaal vermogen van het product is gebaseerd op
de gespecificeerde standaardlengten. De maximaal toe-
gestane lengte is maatgevend voor het betrouwbaar be-
drijf van het product. Een verkeerde koudemiddelvulling
kan storingen veroorzaken.
▶ Bij leidinglengten meer dan 7,5 m de koudemiddel-
hoeveelheid overeenkomstig tabel 6 verhogen.
De leidinglengte zonder noodzakelijke extra vulling is 7,5 m. Tot deze
lengte is bijvullen met koudemiddel niet nodig.
Voorbeeld: wanneer de buitenunit met een enkelvoudige leidinglengte
van 50 m wordt opgesteld, moet 1700 g koudemiddel extra worden bij-
gevuld. Er geldt: (50 - 7,5) x 40 g = 1700 g
Hoeveelheid gefluoreerde broeikasgassen op de F-Gas-
sticker op de buitenunit invullen. (Afhankelijk van het
producttype en de markt gelden deze instructies voor de
F-Gas-sticker eventueel niet.)
1. Fabricagelocatie (zie sticker van het model)
2. Bevestigingsplaats (zo mogelijk in de nabijheid van de onderhouds-
punten voor het vullen of aftappen van koudemiddel)
3. Totale vulhoeveelheid (1 + 2)
Koudemiddelleidingen
15