Installatie
6.4
Omgevingsomstandigheden op de opstellingslocatie
▶ Waarborg, dat de warmteafgifte (koelbedrijf) via de warmtewisse-
laar niet is beperkt, wanneer de buitenunit zich onder een dak be-
vindt ter bescherming tegen directe zonnestralen of regen.
▶ Plaats de buitenunit niet aan de noordkant van het gebouw. Dit kan
een lager rendement tot gevolg hebben.
▶ Waarborg, dat de door pijlen gemarkeerde afstanden voor, achter,
boven en aan de zijkant van de buitenunit worden aangehouden.
▶ Plaats geen dieren en planten in de luchtstroom.
▶ Houd rekening met het gewicht van de buitenunit en kies een opstel-
lingsplaats, waar het geluid en de trillingen minimaal zijn.
▶ Kies de opstellingsplaats zodanig, dat het maximale geluidsdrukni-
veau geen hinder voor buren veroorzaakt.
300
1
Afb. 11 Minimale afstanden voor onderhoudsdoeleinden (mm)
[1]
Hek of hindernissen
[2]
Overkapping
6.5
Aanbrengen van muurdoorvoeren
Houd de instructies hierna aan, wanneer voor de aansluiting van binnen-
en buitenunit muurdoorvoeren nodig zijn, de instructies hierna aanhou-
den.
▶ Leidingdoorvoeren met een kerngatboor met Ø 70 mm boren.
▶ Om te voorkomen, dat regenwater binnendringt, moet het gat naar
de buitenmuur toe iets onder een hoek liggen.
1
Afb. 12 Afstand in mm
[1]
Binnen
[2]
Wand
[3]
Buiten
14
2
1000
300
600
700
6 720 813 707-10.2I
2
3
6 720 813 707-11.1I
6.6
Opstelling in de nabijheid van de zee
VOORZICHTIG: Gevaar voor corrosie!
Corrosie kan vooral op de condensor en de verdamper-
lamellen storingen veroorzaken of inefficiënt werken tot
gevolg hebben.
▶ Plaats de buitenunit niet in een omgeving, waar cor-
rosieve, bijvoorbeeld zure of alkalische, gassen op-
treden.
▶ Stel het product niet zodanig op, dat deze direct aan
zeewind (zoute wind) wordt blootgesteld.
▶ Plaats de buitenunit niet dicht bij de zee en bescherm
deze zo mogelijk tegen directe blootstelling aan de
zeewind.
6.6.1
Keuze van de opstellingslocatie
Wanneer de buitenunit in de buurt van de zee moet worden opgesteld,
moet deze zo veel mogelijke beschermd tegen directe zeewind worden
opgesteld.
▶ Stel de buitenunit op aan de zijde die afgewend ligt van de zee (
afb. 13).
▶ Wanneer de buitenunit aan de zeezijde wordt geïnstalleerd, moet ter
bescherming tegen de zeewind eventueel een windbescherming
worden geplaatst ( afb. 14).
– De windbescherming moet bestand zijn tegen de zeewind en
moet daarom bij voorkeur in beton worden uitgevoerd.
– De hoogte en de breedte moeten meer dan 150% van de buiten-
unit zijn.
– Houd voor een goede luchtcirculatie minimaal 700 mm afstand
aan tussen de buitenunit en de windbescherming.
▶ Een opstellingslocatie met goede afwatering kiezen.
1
Afb. 13
[1]
Zeewind
1
2
Afb. 14
[1]
Windbescherming
[2]
Zeewind
6.7
Van het jaargetijde afhankelijk wind en veiligheids-
maatregelen in de winter
In gebieden met sneeuwrijke of extreem koude winters, moeten voor het
optimale bedrijf beschermende maatregelen voor de buitenunit worden
genomen.
▶ Ook in andere gebieden moeten maatregelen worden genomen tegen
de wind en sneeuw.
1
6 720 813 707-12.1I
6 720 813 707-13.1I
Lucht-water Split – 6 720 817 355 (2015/06)
6 720 813 707-10.1I