3 Korte onderbreking van
de kabel naar de sensor
VEGASWING 66 • Tweedraads 8/16 mA
Maak het instrument daarvoor kort (> 2 s) los van de voedings-
spanning of bedien de testknop.
Controleer de resultaten van de test.
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
2. Bedien de bedrijfsstandenschakelaar (min./max.)
Controleer, of de schakeltoestand wijzigt (controlelamp-scha-
keltoestand). Daarmee kunt u de correcte werking van het
meetsysteem controleren.
Wanneer dit niet het geval is, is er een fout in het meetsysteem
aanwezig.
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
3. Demonteer het instrument en bedek het trilelement tot aan het
schakelpunt met origineel product.
Controleer, of de schakeltoestand wijzigt (controlelamp-scha-
keltoestand). Daarmee kunt u de correcte werking van het
meetsysteem controleren.
Wanneer dit niet het geval is, is er een fout in het meetsysteem
aanwezig.
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
Deze testprocedure geldt, wanneer u de tankbelading niet kunt veran-
deren of de sensor niet wilt demonteren.
Bij meetopstellingen in combinatie met de tweedraadselektronica kan
deze functietest worden uitgevoerd.
De herhalingstest conform IEC 61508 kan door korte (> 2 seconden)
onderbreking van de kabel naar de sensor worden uitgevoerd.
Daarmee wordt een testprocedure gestart. Daarbij moet de juistheid
van de opeenvolgende schakeltoestanden op de displays van de
SPLC worden bewaakt.
a. Korte onderbreking van de kabel naar de sensor
U kunt de functietest met de uitgestuurde stroomwaarden ook direct
via een PLC of een procesautomatiseringssysteem uitvoeren.
1. Maak het instrument kort (> 2 s) los van de voedingsspanning.
Controleer, of alle drie schakeltoestanden in de juiste volgorde en
met de opgegeven duur optreden. Daarmee kunt u de correcte
werking van het meetsysteem controleren.
De testprocedure vindt u onder " Uitvoering - functietest".
Let erop, dat de nageschakelde instrumenten gedurende de
functietest worden geactiveerd.
2. Bedien de bedrijfsstandenschakelaar (min./max.)
Controleer, of de schakeltoestand wijzigt (controlelamp-scha-
keltoestand). Daarmee kunt u de correcte werking van het
meetsysteem controleren.
6 In bedrijf nemen
31