24.3
Toestelnummers van analoge telefoons wijzigen
In de standaardinstelling hebben de analoge telefoons de toestelnum-
mers 11 tot en met 16 behorende bij de analoge toestelaansluitpun-
ten 1-6. U kunt deze toestelnummers wijzigen in willekeurige andere
toestelnummers, bijvoorbeeld 31 tot en met 36. U hoeft hierbij maar
één analoog toestelaansluitpunt te programmeren. Daarna kunt u
direct de gewenste toestelnummers programmeren: als u voor tele-
foon 11 toestelnummer 31 programmeert, zal het volgende gepro-
grammeerde toestelnummer automatisch worden toegewezen aan
telefoon 12, enzovoort. Voordat u de nieuwe toestelnummers kunt
programmeren, moet u de bestaande toestelnummers wissen.
Toestelnummers wissen
Programmeercode
/?040, tt..tt, /
Toestelnummers programmeren
Programmeercode
/?041, att..tt, /
24.4
Toestelnummers van ISDN-telefoons wijzigen
In de standaardinstelling hebben de ISDN-telefoons de toestelnum-
mers 21 tot en met 28. U kunt deze toestelnummers wijzigen in ande-
re toestelnummers, bijvoorbeeld 55, 66 en 77.
Voordat u de nieuwe toestelnummers kunt programmeren, moet u
de bestaande toestelnummers wissen.
Toestelnummers wissen
Programmeercode
/?040, tt..tt, /
Toestelnummers programmeren
Programmeercode
/?042, tt..tt, /
Let op!
Als u de toestelnummers van ISDN-telefoons wijzigt in de
ISDN Homevox, worden de nieuwe toestelnummers niet automatisch
toegekend aan de ISDN-telefoons. U moet deze toestelnummers
apart in uw ISDN-telefoons programmeren. Het programmeren van
de ISDN-toestelnummers staat beschreven in de gebruiksaanwijzin-
gen van uw ISDN-telefoons. In die gebruiksaanwijzingen kunt u deze
Variabelen
tt..tt = een of meer toestelnummers
Variabelen
a = analoog toestel-
aansluitpunt (1-6)
tt..tt = een of meer toestelnummers
(maximaal 2 cijfers, 10-96)
Variabelen
tt..tt = een of meer toestelnummers
Variabelen
tt..tt = een of meer toestelnummers
(maximaal 2 cijfers, 10-96)
Standaard
n.v.t.
Standaard
n.v.t.
Standaard
n.v.t.
Standaard
n.v.t.
85