2
Installatie
De installatie van het apparaat aan een voertuig dient zorgvuldig en volgens de
voorschriften te worden uitgevoerd.
Het apparaat is zowel geschikt voor montage aan de voorkant als aan de
achterzijde van een voertuig.
Het apparaat weegt met volle gastanks ca. 340 kg.
Het apparaat is standaard uitgerust met verstelbare ophangpunten voor de 3-
puntsophanging aan een tractor. Met deze ophangpunten is het ook mogelijk
het apparaat "uit het midden" van de tractor te monteren. Gebruik hiervoor de
meegeleverde topstang-en werktuigpennen met borgpennen.
Monteer, indien nodig, contra-
gewichten aan de andere zijde
van het voertuig. U dient het
apparaat altijd evenwijdig aan de
bodem op te hangen. Dit is
mogelijk door afstelling van de
topstang aan de tractor.
Voor
bevestiging
van
het
apparaat aan een ander type
voertuig dan een tractor, dient u
contact op te nemen met uw
leverancier.
Monteer
de
bedieningskast
binnen bereik van de chauffeur
van het voertuig (zie de afbeelding in hoofdstuk 3.2 Inbedrijfstelling).
Verbind de draden, die gemerkt zijn met + en -, met respectievelijk de plus en
min pool van de voertuig accu. Monteer een zekeringhouder met een zekering
van 20 Ampére in de + draad. Het apparaat is alleen geschikt voor 12 Volt
gelijkstroom.
De accu en dynamo van de trekker moeten voldoende vermogen hebben om
het apparaat continu van genoeg stroom te voorzien.
Het opgenomen elektrische vermogen is ca. 20 Ampére.
Een elektrisch schema is opgenomen in het hoofdstuk onderhoud.
11