• Auto-uitwerptijd - geef hier op hoe lang moet worden gewacht voordat het papier
automatisch uit de printer wordt geworpen indien er geen gegevens door de printer
worden ontvangen. Hier kan voor de periode een waarde tussen 5 en
1275 seconden worden opgegeven, in stappen van 5 seconden.
• Bidirectioneel - hiermee kunt u de bidirectionele communicatie (IEEE1284) op de
parallelle interface [Inschakelen] of [Uitschakelen].
LPD
Wordt gebruikt om LPD in te stellen.
• Poortstatus - kies [Inschakelen] of [Uitschakelen] om de poortstatus van LPD te
activeren of te deactiveren.
• Mode Afdrukken - geef de methode voor het verwerken van afdrukgegevens
(toegepaste printertaal) op. Als [Auto] is geselecteerd, registreert het apparaat de
printertaal van de ontvangen gegevens automatisch en vertaalt en drukt deze
gegevens correct af. Als [PCL] of [PS] is geselecteerd, worden de gegevens die van
de pc worden ontvangen als respectievelijk elk van deze gegevenssoorten verwerkt.
• PJL - PJL-opdrachten zijn vereist wanneer wordt afgedrukt met gebruik van de
printerdriver. Geef [Inschakelen] of [Uitschakelen] op voor de PJL-opdrachten die
vanaf de pc worden verzonden.
• Time-out verbinding - hiermee kunt u de time-out voor de verbinding opgeven
wanneer het ontvangen of verzenden van gegevens van het apparaat mislukt. Deze
time-out kan worden ingesteld op 2 t/m 3600 seconden, in stappen van 1 seconde.
• TBCP-filter – geef hier [Inschakelen] of [Uitschakelen] op voor het TBCP-filter
tijdens de verwerking van Postscript-gegevens.
• Poortnr. - geef hier poortnummer 515 op of voer een waarde tussen 8000 en 9999 in.
NetWare
Wordt gebruikt om NetWare in te stellen.
• Poortstatus - kies [Inschakelen] of [Uitschakelen] om de poortstatus van NetWare in
of uit te schakelen.
• Transportprotocol - geef het transportprotocol op dat voor NetWare moet worden
gebruikt. Selecteer [TCP/IP], [IPX/SPX], of beide.
• Mode Afdrukken - geef de methode voor het verwerken van afdrukgegevens
(toegepaste printertaal) op. Als [Auto] is geselecteerd, registreert het apparaat de
printertaal van de ontvangen gegevens automatisch en vertaalt en drukt deze
gegevens correct af. Als [PCL] of [PS] is geselecteerd, worden de gegevens die van
de pc worden ontvangen als respectievelijk elk van deze gegevenssoorten verwerkt.
• PJL - PJL-opdrachten zijn vereist wanneer wordt afgedrukt met gebruik van de
printerdriver. Geef [Inschakelen] of [Uitschakelen] op voor de PJL-opdrachten die
vanaf de pc worden verzonden.
• Aantal zoekopdrachten - geef op hoe vaak de bestandsserver moet worden
doorzocht. Geef hier een waarde tussen 1 en 100 op, in stappen van 1, of stel de
Xerox CopyCentre/WorkCentre 118 Handleiding voor de gebruiker
Afdrukinstellingen
151