Installatie
Draaistroommotor
12
Schakeling van draaistroommotoren
De aansluitingen U1-L2, V1-L1 en W1-L3 zorgen voor een draaiing van de motoras in
wijzerzin, wanneer we ons richten naar de motorventilator.
Driehoekschakeling
De drie kabels worden na elkaar geschakeld en de verbindingspunten aangesloten op
het net. De spanning per fase is gelijk aan de netspanning, de netstroom bedraagt daar-
entegen het √3-voudige van de fasestroom. De driehoekschakeling wordt gekenmerkt
door het symbool ∆. De spanning tussen de voedingsleidingen heet netspanning. De
netstroom is de stroom die door de voedingsleidingen stroomt.
L2
W2
U1
W1
U2
V2
V1
L3
L1
Fig. 5:
Motorwikkeling en klemmenbord voor driehoekschakeling (voor lage spanning)
Sterschakeling
De drie fasewikkelingen zijn op het sterpunt aan elkaar gekoppeld. De klemspanning be-
draagt het √3-voudige van de fasespanning, de netstroom komt overeen met de fase-
stroom. De sterschakeling wordt gekenmerkt door het symbool Y.
L2
U1
U2
W2
V2
W1
V1
L3
L1
Fig. 6:
Motorwikkeling en klemmenbord voor driehoekschakeling (voor hoge spanning)
Geen ster-/driehoeksschakeling als aanloopschakeling gebruiken.
De motor altijd direct starten.
Draairichting controleren
Bij pompen met draaistroommotoren is het controleren van de draairichting vereist!
Uitstroom van bedrijfsvloeistof!
Gevaar voor uitstroom van bedrijfsvloeistof uit de vacuümflens bij een verkeerde draai-
richting.
De draairichting controleren voordat de bedrijfsvloeistof wordt bijgevuld.
De afsluitkap van de uitlaatflens verwijderen (indien aanwezig).
De pomp kort inschakelen (2 tot 3 sec.).
– De motor en motorventilator moeten naar rechts draaien (zie de pijl op de stander).
Bij verkeerde draairichting: twee fasen van de aansluitkabel verwisselen.
Bedrijfsvloeistof bijvullen.
V2
W2 U2
W1
U1 V1
L3
L2
L1
V2
W2 U2
W1
U1 V1
L3
L2
L1
LET OP
VOORZICHTIG