Inhoudsopgave
Advertenties
53
3. Filmen: Handige functies
SDR weergeven door eenvoudige conversie
van HDR naar SDR
Met deze methode kunt u de camera
bedienen met hetzelfde gevoel als bij
conventionele SDR.
U kunt de helderheid van het HDR-beeld
aanpassen door het verschil in versterking
tussen HDR en SDR in te stellen met SDR Gain.
Om deze weergavemethode te kunnen
gebruiken, configureert u op de volgende
manier.
1
Stel HDR Setting >VF SDR Preview
(pagina 85) in op On in het menu
Project van het hoofdmenu.
2
Pas de SDR-versterking in HDR-modus
aan met HDR Setting >SDR Gain
(pagina 85) in het menu Project van het
hoofdmenu.
[Tip]
Wanneer u na het opnemen HDR-beeld naar SDR
converteert met SR Live Metadata, wordt SDR Gain
toegepast op de conversie zodat het SDR-beeld
dezelfde belichting heeft als te zien was in de zoeker
toen u de opname maakte.
Clipvlaggen
U kunt een OK-clipvlag aan de clip toevoegen
door op de Knop Clipvlaggen (pagina 5) te
drukken en Add OK te selecteren.
U kunt een OK Clip-vlag wissen door twee keer
op de knop te drukken en Delete Clip Flag te
selecteren.
[Tips]
ˎ U kunt ook een toewijsbare knop gebruiken die is
ˎ
toegewezen aan de clipvlagfunctie om clipvlaggen
toe te voegen (pagina 49).
ˎ U kunt ook een clipvlag toevoegen met Set Clip
ˎ
Flag (pagina 99) in het menu Thumbnail van het
hoofdmenu (pagina 70).
ˎ Het pictogrammenscherm kan worden weergegeven,
ˎ
gesorteerd op clipvlagtype (gefilterd clip-
pictogrammenscherm). Zie voor details "Clipfuncties"
(pagina 70).
Ademcompensatie
U kunt kiezen voor ademcompensatie voor het
objectief met Lens >Breathing Compensation
(pagina 101) in het menu Technical van het
hoofdmenu.
Deze functie corrigeert voor het fenomeen
waarbij de kijkhoek verandert wanneer de
scherpstelpositie verandert.
Wanneer ademcompensatie wordt
toegepast, wordt een deel van het beeld
elektronisch afgesneden zodat een constante
kijkhoek wordt aangehouden zodat het
ademfenomeen niet optreedt.
[Opmerkingen]
ˎ Wanneer ademcompensatie is ingeschakeld, kunnen
ˎ
de kijkhoek en beeldkwaliteit enigszins afwijken.
ˎ Afhankelijk van het objectief kan het zijn dat u de
ˎ
verandering in kijkhoek niet kunt corrigeren wanneer
ademcompensatie is ingeschakeld.
ˎ Compensatie is niet mogelijk wanneer u een objectief
ˎ
hebt gemonteerd dat ademcompensatie niet
ondersteunt.
ˎ Deze functie is in de volgende gevallen ingesteld op
ˎ
Off (vast).
– Wanneer Lens >Distortion Comp. is ingesteld op
Off in het menu Technical
– Wanneer S&Q Motion >Setting in het menu
Shooting is ingesteld op On
– Wanneer Rec Format >Codec in het menu Project is
ingesteld op RAW of een optie die RAW bevat
Bokeh aanpassen (functie Bokeh
Control)
U kunt het bokeh-niveau gemakkelijk
aanpassen door het ND-filter en de
versterking te koppelen aan de bediening van
het diafragma.
De functie Bokeh Control in-uitschakelen
Deze functie kan alleen worden ingeschakeld
als u de belichting handmatig aanpast. Stel
het ND-filter in op variabele modus, stel dan
het diafragma, de versterking, de sluiter en het
ND-filter in op handmatige bediening.
U kunt de functie Bokeh Control in-
uitschakelen met Iris > Bokeh Control
(pagina 78) in het menu Shooting van het
hoofdmenu.
Wanneer de functie Bokeh Control is
ingeschakeld, verschijnt het pictogram
het ND-filter en de versterkingsindicatoren.
[Tip]
U kunt de functie Bokeh Control ook toewijzen aan een
toewijsbare knop (pagina 49) en de functie Bokeh
Control in- en uitschakelen met de knop.
Het bokeh-niveau aanpassen
1
Stel de functie Bokeh Control in op On.
2
Pas het ND-filter en de versterking aan om
de belichting in te stellen.
3
Pas het diafragma aan.
Het bokeh-niveau verandert.
[Tips]
ˎ Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld op
ˎ
On, werken het ND-filter en de versterking samen en
compenseren ze wijzigingen in de belichting door
aanpassing van het diafragma. Zo kunt u het bokeh-
niveau aanpassen.
ˎ De Bokeh Control wordt eerst gekoppeld aan het
ˎ
ND-filter in reactie op het gebruik van het diafragma.
Wanneer het ND-filter niet meer gewijzigd kan
worden, wordt de versterking gekoppeld.
ˎ In MF-modus kunt u het beste eerst het diafragma
ˎ
openen en vervolgens scherpstellen.
ˎ Wanneer u het automatische ND-filter gebruikt in
ˎ
plaats van de functie Bokeh Control, volgt het ND-
filter de wijzigingen in helderheid van het onderwerp.
Weergave tijdens koppelen van
versterking
Wanneer de functie Bokeh Control is ingesteld
op On, kan de versterking wijzigen als het
diafragma wordt aangepast.
Wanneer de versterking is gekoppeld en deze
wijzigt, verschijnt er een melding bovenin het
scherm en knippert het pictogram
versterkingsindicator.
[Opmerkingen]
ˎ Deze functie is alleen ingeschakeld op objectieven
ˎ
met E-bevestiging die kunnen communiceren met het
apparaat.
op
ˎ Het maximale effect van deze functie wordt bereikt
ˎ
door de diafragmaring op een objectief met
E-bevestiging van Sony te gebruiken.
ˎ Hoe dit eruit ziet, hangt af van de gebruikssnelheid,
ˎ
lens, opname-instellingen en het onderwerp; ook de
helderheid kan veranderen. U kunt het beste eerst
een cameratest uitvoeren voor u gaat opnemen.
ˎ De helderheid kan veranderen wanneer de richting
ˎ
van het diafragmagebruik wijzigt, bijvoorbeeld
wanneer u het diafragma opent nadat u het eerder
had gesloten of wanneer u het diafragma sluit na het
te openen. In dat geval past u iets verder aan dan
nodig en neemt u vervolgens iets terug. Controleer de
helderheid en begin dan met opnemen.
Als u bijvoorbeeld het diafragma wilt openen naar
F8 en de achtergrond wilt vervagen, open dan het
diafragma eerst verder dan F8 en neem vervolgens
terug tot F8. Controleer vervolgens de helderheid en
begin met opnemen.
ˎ Voer bedieningsfuncties aan de bokeh langzaam uit.
ˎ
Als u sneller wilt werken, probeer dan geleidelijk aan
te passen terwijl u de wijzigingen in het beeld in de
gaten houdt.
ˎ De kwaliteit van het beeld met Bokeh Control is niet
ˎ
gegarandeerd onder alle opnameomstandigheden.
ˎ De functie Bokeh Control wordt uitgeschakeld in elk
ˎ
van de volgende gevallen.
op de
Advertenties
Inhoudsopgave
