9 CONFIGURATIE
De unit moet geconfigureerd worden door een bevoegde installateur om te voldoen aan de installatieomgeving
(buitenklimaat, geïnstalleerde opties, enz.) en aan de eisen van de gebruiker.
Volg de onderstaande instructies voor de volgende stap.
9.1 Controleer vóór de configuratie
Controleer de volgende items voordat u de unit inschakelt:
Veldbedrading: Zorg ervoor dat alle bedradingsaansluitingen in overeenstemming zijn met de
instructies in de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingsinrichtingen: Controleer de grootte en het type
volgens de instructies in de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING. Zorg
ervoor dat zekeringen of veiligheidsvoorzieningen niet worden omzeild.
De stroomonderbreker van de back-upverwarming: Zorg ervoor dat de stroomonderbreker van de
back-upverwarming in de schakelkast gesloten is (dit verschilt per type back-upverwarming). Zie het
aansluitschema.
De stroomonderbreker van de boosterverwarming: Controleer of de stroomonderbreker van de
boosterverwarming gesloten is (alleen van toepassing op apparaten met een optionele warmwatertank).
Interne bedrading: Controleer de bedrading en aansluitingen in de schakelkast op losse of
beschadigde onderdelen, inclusief de aardbedrading.
Montage: Controleer en zorg ervoor dat de unit en het waterleidingsysteem goed gemonteerd zijn om
waterlekkage, abnormale geluiden en trillingen tijdens het opstarten van de unit te voorkomen.
Beschadigde apparatuur: Controleer de onderdelen en leidingen in de unit op schade of vervorming.
Koelmiddellekkage: Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekkage. Volg in geval van
koelmiddellekkage de relevante informatie in de "Veiligheidsmaatregelen".
Voedingsspanning: Controleer de spanning van de voeding. De spanning moet overeenkomen met de
spanning op het typeplaatje van de unit.
Ventilatieklep: Zorg ervoor dat de ventilatieklep open staat (minstens 2 slagen).
Afsluitklep: Controleer of de afsluitklep volledig open staat.
Plaatwerk: Controleer of al het plaatwerk van de unit goed gemonteerd is.
Controleer de volgende items nadat u de unit hebt ingeschakeld:
Bij het inschakelen van de unit wordt er niets weergegeven op de gebruikersinterface:
Controleer de volgende afwijkingen voordat u mogelijke foutcodes diagnosticeert.
- Probleem met de bedrading (voeding of communicatiesignaal).
- Defecte zekering op PCB.
Foutcode "E8" of "E0" wordt weergegeven op de gebruikersinterface:
- Er bevindt zich restlucht in het systeem.
- Het waterniveau in het systeem is onvoldoende.
Voordat u met de testrun begint, moet u ervoor zorgen dat het watersysteem en de tank gevuld zijn
met water en dat de lucht verwijderd is. Anders kan de pomp of het back-upverwarmingselement
(optioneel) beschadigd raken.
Foutcode "E2" wordt weergegeven op de gebruikersinterface:
- Controleer de bedrading tussen de bedrade controller en de unit.
Eerste inbedrijfstelling bij een lage buitentemperatuur:
Om de eerste inbedrijfstelling bij lage buitentemperatuur te starten, moet het water geleidelijk worden
opgewarmd. Gebruik de voorverwarming voor de vloerfunctie. (Zie "SPECIALE FUNCTIE" in de
modus VOOR SERVICEMONTEUR)
Bij vloerverwarming kan de vloer beschadigd raken als de temperatuur in korte tijd
sterk stijgt.
Vraag de aannemer om meer informatie.
Meer foutcodes en storingsoorzaken vindt u in de INSTALLATIE-, BEDIENINGS- EN ONDERHOUDSHANDLEIDING.
OPMERKING
36