Bij een isolatietest met gelijkstroom van een draad of kabel die geïsoleerd is t.o.v. de
aarde en waarbij de negatieve pool van de voeding verbonden wordt met de geleider
en de positieve pool met de aarde, verkrijgt men een kleinere meetwaarde dan
wanneer men de verbinding omgekeerd uitvoert. Deze methode is geschikt voor het
opsporen van een beschadigde isolatie.
6.3. Meten van continuïteit (weerstandstests)
♦ Controleer of het circuit of de installatie potentiaalvrij is alvorens de meting te beginnen
(zie punt 6.1).
♦ Om een elektrische schok te vermijden, enkel metingen uitvoeren op een dode meetkring.
♦ Voer geen metingen uit als het batterijcompartiment niet goed gesloten is.
♦ Druk niet op de testknop als het spanningsindicatielampje brandt of als de buzzer
geactiveerd is. Dit kan het circuit beschadigen.
♦ Als er een bijkomend circuit parallel aangesloten wordt op de te testen meetkring, kan de
uitlezing onnauwkeurig zijn.
(1) Plaats de functieschakelaar op "AUTO NULL".
(2) Sluit het rode en zwarte meetsnoer kort en druk op de testknop. De weerstand van
de meetsnoeren wordt vervolgens weergegevens en in het geheugen opgeslagen door
de microprocessor.
(3) Plaats de functieschakelaar op " Ω ".
(4) Verbind de meetsnoeren met het te testen circuit en druk daarna op de testknop.
(5) Lees de weerstandswaarde af op het display.
♦ Het syhmbool NULL wordt weergegeven als de functie AUTO NULL werkzaam is.
♦ De functie AUTO NULL wordt tenietgedaan als het toestel uitgeschakeld wordt.
Principe van continuïteitsmeting (weerstandstest)
•
Men verkrijgt de weerstandswaarden door een bepaalde stroom op de te testen
weerstand aan te legen en door de spanning te meten die gegenereerd wordt op
beide zijden van de te testen weerstand.
Weerstandswaarde = Spanning / Stroom
RX = V / I
6.4. Doorlopende meting
GEVAAR
OPGELET
11