Elektrisch aansluiten
■ Laagspanningsleidingen
< 42 V en leidingen
> 42 V/230 V~/400 V~ geschei-
den van elkaar aanleggen.
■ Kabels kort voor de aansluit-
klemmen afstrippen en dicht bij
de betreffende klemmen bun-
delen.
■ Kabels met kabelbinders vast-
zetten.
Daarmee wordt gegarandeerd
dat bij storing, bijv. bij het losra-
ken van een ader, de aders niet
tegen de ernaast liggende span-
ningvoerende delen aankomen.
Elektrische kabels naar het aansluitruimte leggen
Kabels:
■ Vereiste kabellengtes in het toestel
minus wandafstand:
2,0 m
■ Hoogte wanduitgang:
1850 mm (zie "Ontwerphandleiding
voor warmtepompen")
(vervolg)
Opmerking
Als twee componenten op een gemeen-
schappelijke klem worden aangesloten,
moeten beide aders samen in één ader-
eindhuls worden geperst.
Montageverloop
33