DINION 5100i IR
Als u een digitale handtekening wilt toevoegen aan de verzonden videobeelden om hun
integriteit te waarborgen, selecteer dan een van de cryptografische algoritmen voor deze
handtekening.
Stel het Interval handtekening [s] in voor de geselecteerde verificatiemethode.
Klik op Instellen om de wijzigingen toe te passen.
4.4.3
Positionering
De functie Positionering beschrijft de locatie van de camera en het perspectief in het
gezichtsveld van de camera.
Perspectiefinformatie is essentieel voor Video Analytics, omdat het systeem op basis hiervan
kan compenseren voor het kleiner lijken van objecten op afstand.
Perspectiefinformatie is de enige manier om objecten, zoals personen, fietsen, auto's en
vrachtwagens, te kunnen onderscheiden en een nauwkeurige berekening te kunnen maken van
hun werkelijke grootte en snelheid terwijl ze zich door de 3D-ruimte voortbewegen.
Voor een juiste berekening van perspectiefinformatie moet de camera echter op een enkel
horizontaal vlak zijn gericht. Meerdere en hellende vlakken, heuvels en trappen kunnen
perspectiefinformatie vervalsen en onjuiste objectinformatie opleveren, bijvoorbeeld voor
grootte en snelheid.
Bevestigingspositie
De montagepositie beschrijft de perspectiefinformatie die ook wel kalibratie wordt genoemd.
Over het algemeen wordt de montagepositie bepaald door de parameters van de camera,
zoals de hoogte, draaihoek, kantelhoek en brandpuntsafstand.
De hoogte van de camera moet altijd handmatig worden ingevoerd. Indien mogelijk worden de
draaihoek en de kantelhoek door de camera zelf verstrekt. De brandpuntsafstand wordt door
de camera verstrekt als de camera een ingebouwd objectief heeft.
Kantelhoek [°]
Voer de kantelhoek in als deze waarde niet wordt vastgesteld door de camera.
De kantelhoek is de hoek tussen het horizontale vlak en de camera.
Een kantelhoek van 0° betekent dat de camera parallel met de grond is gemonteerd.
Een kantelhoek van 90° betekent dat de camera vanuit vogelperspectief verticaal is
gemonteerd.
Hoe kleiner de kantelhoek is ingesteld, hoe minder nauwkeurig de schatting van de
objectgrootte en -snelheid wordt. De instelling moet tussen 0° en 90° liggen. Bij een hoek van
0° is geen schatting meer mogelijk.
Draaihoek [°]
Voer de draaihoek in als deze waarde niet wordt vastgesteld door de camera.
De draaihoek is de hoek tussen de draaias en het horizontale vlak. De hoek kan tot 45° van het
horizontale vlak afwijken.
Hoogte [m]
Voer de hoogte in meters van de camerapositie in.
De hoogte is de verticale afstand van de camera tot het grondvlak van het opgenomen beeld.
Dit is meestal de hoogte waarop de camera boven de grond is gemonteerd.
Focale lengte [mm]
Voer de brandpuntsafstand van de camerapositie in millimeters in als deze waarde niet wordt
vastgesteld door de camera.
De brandpuntsafstand wordt door het objectief bepaald. Hoe kleiner de brandpuntsafstand,
hoe breder het gezichtsveld. Hoe groter de brandpuntsafstand, hoe smaller het gezichtsveld
en hoe hoger de vergroting.
Bosch Security Systems B.V.
Bedieningshandleiding
Configuratie | nl
2023-08 | V01 | F.01U.393.997
25