Backing Track functies
De Backing types selecteren (stijl/
Song/USB geheugen speler)
Met de Prelude kunnen de volgende drie types muzikale ach-
tergrond gebruikt worden. Om van achtergrond te verande-
ren, gebruikt u BACKING TYPE [STYLE], [SONG], en [USB
MEMORY PLAYER].
[STYLE] (p.24)
Deze achtergrond maakt gebruik van de muziekstijlen. De Pre-
lude Style functie genereert automatisch een achtergrond met
meerdere instrumenten. Kies eenvoudigweg één van de vele
muziekstijlen (Styles), en gebruik uw linkerhand om een
akkoord te specificeren. Naast de types voor intro, couplet en
einde kunt u ook uit variaties kiezen om de achtergrond te ver-
anderen.
Alleen het drumgedeelte van een stijl als
achtergrond gebruiken
Als u alle BACKING TYPE [STYLE], [SONG], en [USB
MEMORY PLAYER] uitzet, hoort u alleen het drumgedeelte
van de op dat moment geselecteerde stijl. Net als wan-
neer [STYLE] aan is, kunnen de STYLE CONTROL knoppen
en VARIATION knoppen gebruikt worden om verschil-
lende variaties te kiezen.
[SONG] (p.26)
U kunt de opname functie gebruiken om uw uitvoering in de
Prelude op te nemen. Omdat een 16-track sequencer is inge-
bouwd, kunt u multi-recording gebruiken om een Song te
creëren door op elke track een ander geluid op te nemen. Een
door u gecreëerde Song kan ook als achtergrond voor wat u
op het toetsenbord speelt worden gebruikt.
SMF data kan in de User Song worden geladen, en afge-
speeld worden.
[USB MEMORY PLAYER] (p.30)
Hiermee kunnen geluidsbestanden of SMF data die in het USB
geheugen is opgeslagen gespeeld worden. Deze geluiden
kunnen als achtergrond voor de uitvoering op het toetsenbord
worden gebruikt.
De volumebalans tussen achtergrond en
toetsenbord aanpassen (BALANCE knoppen)
Gebruik BALANCE [BACKING] en [KEYBOARD] om de volume-
balans tussen de achtergrond en uw uitvoering op het toetsen-
bord aan te passen.
Als BALANCE [BACKING] en [KEYBOARD] tegelijk worden
ingedrukt, keert de volumebalans naar de oorspronkelijke
waarde terug.
Als u de volumebalans heeft veranderd, is de knop waarvan
het volume hoger is verlicht.
Deze instelling kan niet worden opgeslagen.
Het tempo aanpassen ([TAP TEMPO])
Tempo van geluidsdata kan niet worden aangepast.
1. Druk drie keer of meer in het gewenste tijdsinterval op
[TAP TEMPO].
Het tempo instellingsvenster verschijnt, en het tempo wordt
gespecificeerd door het interval waarmee u de knop
indrukte.
Het tempo kan ook gespecificeerd worden door [TAP TEMPO]
in te drukken om naar het tempo instellingsvenster te gaan, en
dan de cursor knoppen en VALUE draaiknop te gebruiken om
het tempo te specificeren. Druk op [EXIT] om het tempo instel-
lingsvenster te sluiten.
De metronoom gebruiken
1. Druk op [TAP TEMPO].
Het tempo instellingsvenster verschijnt.
2. Gebruik de cursor knoppen om de cursor naar 'Metro-
nome' te verplaatsen en gebruik de VALUE draaiknop om
deze aan te zetten.
Als u de metronoom aanzet, begint deze te klinken,
afhankelijk van de geselecteerde metronoom modus
('Always', 'REC' of 'Play').
3. Om de metronoom te stoppen, zet u 'Metronome' uit.
4. Druk op [EXIT] om naar het hoofdscherm terug te keren.
Voor details over volume en andere instellingen voor de
metronoom, kijkt u bij 'De metronoom gebruiken' (p.22).
Style (spelen met een
begeleiding)
Een stijl afspelen ([STYLE])
1. Druk op [STYLE], zodat de knop verlicht is.
Op dit moment is het splitpunt van het toetsenbord op C4
ingesteld.
23