Onderhoud
SMERING
SMEERNIPPELS
De (12) smeernippels van de maaier moeten ten
minste iedere 25 uur doorgesmeerd worden.
Gebruik hiervoor multipurpose smeervet op
lithiumbasis (nr. 2). Voor de beste resultaten wordt
een met de hand bediende vetspuit aanbevolen.
1.
Veeg iedere smeernippel schoon met een schone
doek.
2.
De smeernippels bevinden zich op de volgende
plaatsen: (2) op de voorste roller (afb. 17), (2) op
de ophanging van de messenkooi (afb. 17), (2) op
de rollerassen (afb. 18), (3) op het differentieel
(afb. 18), (2) op de ophanging van de
transmissieas van de messenkooi (afb. 19), en (1)
op het draaipunt van de vrijlopende poelie
(afb. 20).
BELANGRIJK: Oefen niet te veel druk uit,
omdat daardoor de vetafdichtingen blijvend
beschadigd worden.
3.
Veeg het overtollige vet weg.
20
Afb. 17
Afb. 18
Het bijstellen van de snaar voor
de tractie-aandrijving
1.
Controleer de spanning door de snaar in het
midden in te drukken met een kracht van 5 ±1,4
Nm. De riem mag 63 mm tolerantie hebben.
Indien de tolerantie incorrect is, gaat u verder met
de volgende stap.
1
Afbeelding 21
1.
Snaar tractie-aandrijving
2.
Vrijlopende poelie
Afb. 19
Afb. 20
2