CONTROLE VAN DE
VERGRENDELDE
SCHAKELAARS
1.
Zet de hendel voor de tractie AAN en de
bedieningsschakelaar voor de motor in de
START-positie.
2.
Probeer de motor te starten. De motor mag nu
niet starten. Als hij dat toch doet, moet de
vergrendelde schakelaar worden gerepareerd. Los
dit probleem op vóór u de machine in gebruik
neemt.
Bedieningsorganen
Hendel voor het inschakelen van de tractie (afb. 13)
—Bevindt zich rechts vooraan het bedieningspaneel.
De hendel heeft twee posities: VRIJLOOP en
VOORUIT. Door de hendel naar voren te duwen wordt
de aandrijving ingeschakeld.
Controle aanwezigheid bestuurder (Optie) (Afb.
13)—Bevindt zich achter op de arm. Zet de
bedieningshendel naar voren om in te schakelen. De
hendel moet ingeschakeld zijn voordat de tractiehendel
ingeschakeld wordt, omdat anders de motor stopt.
Handrem (afb. 13)—Bevindt zich links vooraan op
het bedieningspaneel. Gebruik de rem om de machine
te vertragen of stil te zetten. De rem kan ook als
parkeerrem worden gebruikt. Hiervoor wordt de
hendel over de centrale stand naar achteren getrokken.
Gashendel (afb. 13)—Bevindt zich rechts achteraan
op het bedieningspaneel. De gashendel heeft twee
standen: LANGZAAM en SNEL. De snelheid van de
motor kan tussen deze twee standen worden
gevarieerd.
2
Afbeelding 13
1.
Gashendel
2.
Pedaal inschakelen tractie
3.
Service/parkeerrem
4.
Controle aanwezigheid bestuurder (optie)
Hendel voor het inschakelen van de maaier (afb. 14)
—Bevindt zich op de rechtervoorhoek van de machine.
De hendel heeft twee standen: INSCHAKELEN en
UITSCHAKELEN. Trek de hendel omhoog om de
messenkooi in te schakelen of duw hem omlaag om
hem te ontkoppelen.
Choke (afb. 15)—Bevindt zich de links voorop de
motor. De hendel heeft twee standen: DRAAIEN en
CHOKE. Zet de hendel op CHOKE als u met een
koude motor start. Zet de hendel op DRAAIEN als de
motor is gestart.
Voorbereidingen vóór het gebruik
1
4
3
15