Voorbereidingen vóór het gebruik
OLIE BIJVULLEN
Om te beginnen moet het carter worden gevuld met
0,475 l olie van de juiste viscositeit (zie het schema
hieronder). U kunt elke hoogwaardige smeerolie
gebruiken die voldoet aan de "service classification" MS
of SC van het "American Petroleum Institute (API)".
Temperatuur
10˚C of minder
10 tot 35˚C
Boven 35˚C
1.
Zet de maaier zo neer dat de motor
horizontaal ligt, en maak hem rondom de
oliepeilstok schoon (afb. 1).
Afb.
1
1.
Oliepeilstok
2.
Haal de peilstok eruit door hem tegen de klok
in te draaien.
3.
Veeg de peilstok schoon en steek hem in de
vulopening. Trek hem er weer uit en
controleer het oliepeil. Schroef de peilstok
niet in de opening. Als het oliepeil te laag is,
voeg dan juist voldoende olie toe om het
oliepeil tot aan de vulopening te brengen.
Opmerking: Wij adviseren het oliepeil telkens te
controleren als de maaier in gebruik wordt
genomen, of nadat hij 5 uur is gebruikt. In het
begin moet de olie na de eerste 20 bedrijfsuren
worden ververst; daarna kan de olie elke 50
bedrijfsuren worden ververst. In stoffige of vuile
omstandigheden dient de olie vaker te worden
ververst.
10
Viscosi-teit
SAE 10W30
SAE 10W30 of 30
SAE 40
1
VUL DE BRANDSTOFTANK
OPMERKING: GEBRUIK NOOIT METHANOL
(METHYLALCOHOL), BENZINE DIE METHANOL
BEVAT, BENZINE DIE MEER DAN 10%
ETHANOL BEVAT, ADDITIEVEN IN DE
BENZINE, SUPERBENZINE OF WASBENZINE,
OMDAT HET BRANDSTOFSYSTEEM
DAARDOOR KAN WORDEN BESCHADIGD.
Omdat brandstof brandbaar is, moet u voorzichtig te
werk gaan bij het bewaren of behandelen ervan. Vul
de brandstoftank niet bij terwijl de motor draait,
heet is of als de machine in een afgesloten ruimte
staat. Brandstofdampen kunnen zich verzamelen en
door een vonk of door vuur op grote afstand
ontstoken worden. ROOK NIET tijdens het
bijvullen van de brandstoftank om ontploffings-
gevaar te voorkomen. Vul de brandstoftank altijd
buiten bij en verwijder eventueel gemorste brandstof
voordat de machine gestart wordt. Gebruik een
trechter of een schenktuit om morsen te voorkomen,
en vul de tank niet voller dan tot aan de onderkant
van het filterscherm. VUL NIET TEVEEL
BRANDSTOF BIJ.
Bewaar brandstof in een schone, goedgekeurde
container en zorg dat de dop goed bevestigd is.
Bewaar brandstof op een koele, goed geventileerde
plaats, en nooit in een afgesloten ruimte zoals in een
hete opslagloods. Om ervoor te zorgen dat er niet
teveel brandstof vervlogen is, moet u nooit een
voorraad inslaan voor meer dan 30 dagen voor wat
benzine, en 6 maanden voor wat diesel betreft.
Benzine is een brandstof voor verbrandingsmotoren;
gebruik deze daarom voor geen enkel ander
doeleinde. Omdat veel kinderen de geur van benzine
als aangenaam ervaren, moet u het buiten hun
bereik bewaren omdat de dampen explosief zijn en
het inhaleren ervan gevaarlijk is.
1.
Maak de benzinetank rondom de vuldop schoon
en verwijder de dop (afb. 2). Vul de tank met
ongelode benzine, maar niet verder dan de
onderkant van het filterzeefje. DOE DE TANK
NIET TE VOL.
GEVAAR