5 Installatie
Opgelet
De cv-leidingen moeten volgens de geldende voorschriften worden gemonteerd.
Als afsluiters worden geïnstalleerd, moeten de vul- en aftapkraan en het expansievat zich tussen de afsluiters en
de ketel bevinden.
Installeer op het cv-circuit altijd een veiligheidsklep die op maximaal 4 bar is afgesteld. De veiligheidsklep kan op
een ontluchtingskanaal worden aangesloten. De veiligheidsklep mag niet worden gebruikt om het cv-circuit af te
tappen.
Het wordt aanbevolen om een slibopvangbak op alle installaties te installeren.
Zie
Raadpleeg de handleiding indien u werkt met een hydraulische set (openverdelerset of platenwarmtewisselaar).
5.5.5
Condensafvoerleiding aansluiten
Afb.21
A
28
Gas 120 ACE
Gebruik een neutraliseringsinstallatie om een pH te bereiken hoger dan
6,5 (conform aan de geldende voorschriften).
Voer het condenswater via een sifon rechtstreeks af in de het
binnenrioleringssysteem. Gebruik vanwege de zuurtegraad (pH 2,5 tot 3)
alleen compatibele kunststof buizen voor de condensafvoer.
De condensafvoerleiding bevindt zich achter de ketel.
Blokkeer de condensafvoerleiding niet.
Kantel de afvoerleiding minimaal 30 mm per meter en zorg ervoor dat er
geen lage punten zijn waar water zich kan verzamelen of achterblijven.
Maximum horizontale lengte 5 meter.
Loos het condenswater niet in een dakgoot.
Sluit de condensafvoerleiding aan volgens de geldende voorschriften.
Het wordt aangeraden om de neutraliseringsmiddelen voor
pH > 6,5
condenswater gebruiken die door de fabrikant worden aanbevolen.
1. Sluit een plastic slang aan op de afvoerleiding van het condenswater
(DN 22).
2. Steek het andere uiteinde van de slang in een afvoerleiding voor
afvalwater.
MW-2000825-01
7717200 - v03 - 01022023