5.2.4
Plaatsen van de buitentemperatuursensor
Afb.11
3
2
4
MW-8800N003-6
Afb.12
2
1
Z
1/2 Z
1 Optimale locatie
2 Mogelijke locatie
Afb.13
7717200 - v03 - 01022023
De aansluiting van een buitentemperatuursensor is verplicht om de
correcte werking van het toestel te garanderen.
Plugdiameter 4 mm / boordiameter 6 mm
1. Kies de juiste locatie voor de buitentemperatuursensor.
2. Plaats de twee pluggen die bij de sensor zijn meegeleverd.
3. Bevestig de sensor met de meegeleverde schroeven (diameter 4
4. Sluit de kabel aan op de buitentemperatuursensor.
Plaats de buitensensor op een locatie die aan de volgende kenmerken
voldoet:
2
1
H
1/2 H (min. 2,5 m)
Plaats de buitensensor liever niet op een locatie met de volgende
kenmerken:
mm).
Aanbevolen locaties
Op een gevel van de te verwarmen ruimte, indien mogelijk op het
noorden.
Halverwege de muur van de te verwarmen ruimte.
Onder invloed van wisselende weersomstandigheden.
Beschermd tegen direct zonlicht.
Gemakkelijk toegankelijk.
1/2 H (min. 2,5 m)
H
H Bewoonde hoogte gecontroleerd door de sensor
Z Bewoond oppervlak gecontroleerd door de sensor
Afgeraden locaties
Afgeschermd door een element van het gebouw (balkon, dak, enz.).
Dichtbij een storende warmtebron (direct zonlicht, schoorsteen,
ventilatierooster, enz.).
5 Installatie
1
2
MW-8800N001-3
MW-3000014-2
Gas 120 ACE
23