11.9
De zomermodus in-/uitschakelen
11.10 Werkingsmodus wijzigen
11.11 Wijzigen van de instellingen van het bedieningspaneel
7621950 - v.15 - 08122022
1. Selecteer het pictogram [
2. Selecteer CV-functie aan/uit.
3. Selecteer de volgende instelling:
Uit om de centrale verwarmingsfunctie uit te schakelen.
Aan om de centrale verwarmingsfunctie in te schakelen.
Opgelet
Vorstbeveiliging is niet beschikbaar wanneer de centrale
verwarmingsfunctie is uitgeschakeld.
U kunt de zomermodus gebruiken om de centrale-verwarmingsfunctie uit
te schakelen. Als de zomermodus actief is, wordt de centrale verwarming
uitgeschakeld, maar warm water blijft beschikbaar.
De zomermodusfunctie is alleen beschikbaar als een buitensensor
is aangesloten op de installatie.
> Geforc. zomermodus
Gebruik de draaiknop om te selecteren.
Gebruik de toets
1. Selecteer het pictogram [
2. Selecteer Geforc. zomermodus.
3. Selecteer de volgende instelling:
Aan om de zomermodus in te schakelen.
Uit om de zomermodus uit te schakelen.
U kunt de bedrijfsmodus van het toestel instellen. De beschikbare modi
kunnen per toestel variëren.
Gebruik de draaiknop om te selecteren.
Gebruik de toets
1. Selecteer het pictogram [
2. U kunt uit volgende bedrijfsmodi kiezen:
Uit Uitschakeling van het toestel heeft geen invloed op de
warmwaterbereiding.
Verwarmen (auto) Verwarming inschakelen.
Het pictogram van de bedrijfsmodus verandert om de geselecteerde
bedrijfsmodus te tonen.
U kunt de instellingen van het bedieningspaneel wijzigen binnen de
systeeminstellingen.
> Systeeminstellingen
Gebruik de draaiknop om te selecteren.
Gebruik de toets
1. Druk op de toets
.
2. Selecteer Systeeminstellingen
11 Gebruikersinstructies
].
om de selectie te bevestigen.
].
om de selectie te bevestigen.
].
om de selectie te bevestigen.
.
79