18
|
Elektrische installatie
18.2 Elektrische bedrading aansluiten op de binnenunit
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
62
Onderdeel
Kabel gebruikersinterface
Aanbevolen lokale zekering
Reststroomapparaat
(a)
MCA=Minimum circuitampère. De opgegeven waarden zijn maximumwaarden (zie
elektrische data van binnenunit voor precieze waarden).
OPMERKING
▪
Volg het bedradingsschema (bij de unit geleverd, op de binnenkant van het
servicedeksel).
▪
Voor instructies over de aansluiting van de optionele apparatuur, zie de bij
optionele apparatuur geleverde montagehandleiding.
▪
Zorg ervoor dat de elektrische bedrading goed zit zodat het servicedeksel nadien
weer goed kan worden aangebracht.
De bedrading van de voeding en van de transmissie moeten afzonderlijk worden
gehouden. Beide bedradingen moeten ALTIJD op minstens 50 mm van elkaar
worden gehouden om eventuele elektrische storingen te voorkomen.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de voedingskabel en de transmissiekabel van elkaar gescheiden
blijven. De transmissiebedrading en de voedingsbedrading mogen kruisen, maar ze
mogen NIET parallel lopen.
1 Verwijder het servicedeksel.
2 Kabel gebruikersinterface: Steek de kabel door de opening voor de kabel en
sluit hem aan op het klemmenblok (P1, P2).
3 Transmissiekabel: Steek de kabel door de opening voor de kabel en sluit hem
aan op de klemmenstrook (de symbolen F1, F2 moeten overeenstemmen met
die op de buitenunit). Bundel de transmissiekabel samen met de kabel van de
gebruikersinterface en leg ze met een kabelbinder vast op de
kabelbevestiging.
4 Voedingskabel: Geleid de kabel door het frame en sluit hem aan op de
klemmenstrook (L, N, aarding). Maak de kabel vast met een kabelbinder op de
kabelbevestiging.
a Stroomonderbreker
b Reststroomapparaat
Klasse
200
0,75 tot 1,25 mm
H05RN-F (60245 IEC 57)
Lengte ≤500 m
6 A
Moeten voldoen aan de toepasselijke wetgeving
a
b
250
2
(2-aderige kabel)
FXMQ-A
VRV-systeemairconditioner
4P701548-1 – 2022.07