f 8 Ontdooicontrole; loopt de differentiaaldruk van de verdamper
tot meer dan 100 Pa op, dan wordt de warmtepomp gedurende 15
min. (vergl. instelwaarde v 69) stilgezet. f 8 geeft normaliter 0.0. aan.
Wordt het circuit echter door de drukschakelaar onderbroken, dan
wordt F.F. aangeduid en op het bedieningspaneel verschijnt het
ontdooisignaal. Vindt via de differentiaaldrukschakelaar een vrijgave
plaats, dan wordt de aangegeven werkelijke waarde f 8 weer 0.0.
8
0.0.
0.0. - F.F.
f 9 Filtercontrole; de filtercontrole wordt via een differentiaaldruk-
schakelaar gerealiseerd. Bij geactiveerde schakelaar verschijnt de
waarde F.F. en het servicesymbool is permanent verlicht. Na het
reinigen van het filter worden de signalen teruggezet.
9
0.0.
0.0. - F.F.
f 10 Hogedrukcontrole; bij een overschrijding van de condensatie-
temperatuur > 65 °C schakelt de warmtepomp gedurende 15 min.
uit.
Wordt dit proces binnen een tijdsbestek van 4 uur 7 maal herhaald,
dan schakelt de warmtepomp niet meer automatisch in en de
werkelijke waarde f 0 geeft de waarde 8.0. aan. Bij geactiveerde
hogedrukschakelaar geeft de werkelijke waarde f 10 de waarde F.F.
en bij normaal bedrijf 0.0. aan.
10
0.0.
0.0. - F.F.
f 11 Lagedrukschakelaar; daalt de verdampertemperatuur tot onder
< - 16 °C, dan wordt de warmtepomp gedurende 15 min.
uitgeschakeld. Wordt dit proces binnen een tijdsbestek van 4 uur 7
maal herhaald, dan schakelt de warmtepomp niet meer automatisch
in en de werkelijke waarde f 0 geeft 8.0. aan. Bij geactiveerde
lagedrukschakelaar geeft de werkelijke waarde f 11 F.F. aan.
11
0.0.
0.0. - F.F.
1 4