Curve nr. 5 is door de fabriek ingesteld en kan voor normale
radiatorsystemen worden gebruikt.
De juiste instelling moet met de juiste temperatuurbehoefte van de
verwarmingsinstallatie overeenkomen.
Indien nodig kan de curve speciaal worden aangepast, b.v. als een
lineaire curve niet gewenst is. De verschuiving kan voor drie punten
plaatsvinden: +10, ±0 en -20 °C (instelwaarden v 12 t/m v 14 voor
verwarmingscircuit 1 en instelwaarden v 15 t/m v 17 voor
verwarmingscircuit 2, zie Hoofdstuk Instelling van de instelwaarden).
Indien de verwarmingsinstallatie een vloerverwarming
betreft, moet de maximum aanvoerwatertemperatuur
worden ingesteld, om schade aan de vloer te voorkomen.
2.1.1 Instelling van de max. aanvoerwatertemperatuur:
Om de instelwaarde van de maximum aanvoerwatertemperatuur
te begrenzen, moet een instelling van de instelwaarde 2 (v 2) voor
het eerste en instelwaarde 3 (v 3) voor het tweede
verwarmingscircuit plaatsvinden.
Instelling:
– toets
1 x indrukken
– met de toetsen
of
"bladeren", tot de gewenste instelwaarde is bereikt.
Voorbeeld van een display-aanduiding na het indrukken van de
toets:
2
65
Om de instelwaarde te wijzigen, moet toets
gehouden worden en gelijktijdig toets
Opmerking: De maximum waarde van de temperatuurinstelling kan
de opgeslagen waarde van de instelwaarden v 53 en v 54 (zie
Service Hoofdstuk 2.3.1) niet overschrijden.
naar boven resp. naar beneden
aanduiding instelwaarde 2
ingestelde waarde
ingedrukt
of
worden ingedrukt.
9