28 | Gebruik van de scooter
Hellingen afrijden (fi guur 17)
Rij bij het van hellingen afrijden zo langzaam mogelijk
en met de grootst mogelijke beheersing.
Waarschuwing!
Draai de snelheidregelaar geheel naar links (laagste
snelheid) voordat u een helling af rijdt.
Leun met uw bovenlichaam iets naar achteren, en als
u remt, rem dan heel rustig. Als u te snel remt, kan de
scooter voorover kantelen.
Obstakels (fi guur 18)
Over obstakels rijden
•
Rijd recht op de stoeprand of ander obstakel af, en
stop als het voorwiel het obstakel bijna aanraakt.
•
Duw nu de rijhendel in en rij de stoep op, zonder van
richting te veranderen.
•
Zodra het voorwiel op de stoep is, moet u dezelfde
snelheid houden zodat de achterwielen ook op de
stoep kunnen komen.
•
Als het u niet lukt om de stoep op te rijden, zoek dan
een plaats waar de stoeprand minder hoog is.
•
Obstakels moeten altijd in een rechte hoek worden
genaderd (fi guur 19).
•
Het wordt altijd aangeraden om de voor voertuigen
verlaagde stoepranden te gebruiken in plaats van
tegen de hoge stoeprand op te rijden.
•
Rijd niet over obstakels heen die hoger zijn dan
5 cm.
Waarschuwing!
Oefen met lage obstakels en bouw geleidelijk de hoogte
van de obstakels op, totdat u over obstakels met de
maximum hoogte kunt rijden. Gun uzelf genoeg tijd
hiervoor.
Van obstakels afrijden
•
Wees uiterst voorzichtig als u van obstakels afrijdt.
•
Rijd recht naar de stoeprand toe en stop vlak voor
de stoeprand.
•
Druk voorzichtig de rijhendel in en laat de scooter
langzaam van de stoep afrijden, zonder van richting
te veranderen.
Figure 17
Figure 18
Figure 19
Trophy 20 UM 20
Trophy 20 UM 21
Trophy 20 UM 22