Displaynaam wordt weergegeven op het voorpaneel wanneer u de scanbestemming kiest. Deze
●
kan afwijken van de netwerk- of FTP-mapnaam.
Het Network Path (Netwerkpad) moet de netwerknaam van de externe computer bevatten.
●
De server- en mapnamen worden gebruikt om verbinding te maken met de gedeelde map, door op
de volgende manier een pad te maken naar de netwerkmap: \\servernaam\mapnaam
Voor een Network Path (Netwerkpad) voert u de naam of het IP-adres van de externe computer en
de naam van de gedeelde map in.
Selecteer Next (Volgende) om door te gaan.
8.
Instellingen Log-in Authentication (Aanmeldverificatie) bepalen.
User Name (Gebruikersnaam) moet de naam van de scannergebruiker bevatten.
●
Password (Wachtwoord) moet de naam van de scannergebruiker bevatten.
●
Typ de gebruikersnaam en wachtwoord van de scannergebruiker die u al heeft gemaakt op de externe
computer. Laat het gebruikersdomein-veld leeg, tenzij de gebruiker lid is van een Windows-domein. Als
de gebruiker alleen een lokale gebruiker is van de externe computer, laat u het veld leeg. Het is alleen
mogelijk de naam (in plaats van het IP-adres) in het veld Servernaam te gebruiken als de gedeelde map
zich op een Windows-computer in hetzelfde lokale netwerk bevindt. Dit dient een eenvoudige naam te
zijn (maximaal 16 tekens lang) zonder een domeinsuffix (zonder punt in de naam). Volledige DNS-
domeinnamen worden niet ondersteund. Als het product en de netwerkmap zich in verschillende
netwerken bevinden, of als de externe computer niet onder Windows draait, moet u het IPv4-adres
NLWW
Proces scanopties instellen
67