2. Klik met uw rechtermuisknop op het pictogram voor uw printer en selecteer Printing
Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken).
Het dialoogvenster Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken) van de
printer verschijnt.
3. Maak keuzes op de tabbladen van het stuurprogramma en klik dan op OK om uw keuzes op te
slaan.
Opmerking:
Voor meer informatie over Windows print driver-opties, klikt u op Help op het tabblad print driver om
de Help te zien.
Opties selecteren voor een individuele taak (Windows)
Als u speciale afdrukopties wilt gebruiken voor een specifiek taak, dient u de instellingen van het
stuurprogramma te wijzigen voordat u de taak naar de printer stuurt. Indien u bijvoorbeeld
Fotoafdruk‐kwaliteitmodus wilt gebruiken voor een bepaalde afbeelding, dan selecteert u deze
instelling op de print driver voordat u de taak afdrukt.
1. Ga, met het gewenste document of afbeelding open in uw applicatie, naar het dialoogvenster Print
(Afdrukken).
2. Selecteer uw printer en klik op Preferences (Voorkeuren) om de print driver te openen.
3. Maak uw keuzes op de tabbladen van het stuurprogramma.
Opmerking:
Op Windows kunt u de huidige afdrukopties opslaan met een aparte naam en deze toepassen op
andere afdruktaken. Maak keuzes op het tabblad Paper/Output (Papier/uitvoer), Graphics
( Afbeeldingen), Layout, Watermarks/Forms ( Watermerken/formulieren), of Advanced
(Geavanceerd), en klik dan op Save (Opslaan) onder Favorites (Favorieten ) op het tabblad
Paper/Output (Papier/uitvoer). Klik op Help voor meer informatie.
4. Klik op OK om uw keuzes op te slaan.
5. Druk de taak af.
Zie de volgende tabel voor specifieke afdrukopties:
AL-M200 Series
Gebruikershandleiding
Afdrukbasics
137