Draadloos netwerk instellen
14
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden,
controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de
printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het
venster.
15
Na de zoekactie toont het venster de draadloze
netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Next.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u
op Geavanceerde instelling.
• Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
• Werkingsmodus: selecteer Infrastruct.
2. Een via een netwerk aangesloten
• Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en
codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging
vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat
met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het
netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u
wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van
een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een
gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde
vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt
geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
• Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES.)
• Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
• Netwerksleutel bevestigen: bevestig de
sleutelwaarde van de netwerkcodering.
• WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
49
apparaat gebruiken