Instelling bekabeld netwerk
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het
apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt
aangesloten op de desbetreffende poort op uw computer.
•
Gebruik het programma SyncThru™ Web Service of SetIP bij
modellen zonder displayscherm op het bedieningspaneel.
-
zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 102.
-
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 14.
•
Voor modellen met het displayscherm op het
bedieningspaneel, configureert u de netwerkinstelling door
op het menu Netwerk te drukken (zie "Netwerk" op pagina
70).
2. Een via een netwerk aangesloten
4
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige
netwerkinstellingen van uw apparaat worden weergegeven. Dit
zal u helpen bij de installatie van een netwerk.
•
De machine heeft een displayscherm: Druk op de knop
(Menu) op het bedieningpaneel en kies Netwerk >
Netwerkinst. (Netwerkconfiguratie)> Ja.
•
De machine heeft een aanraakscherm: Druk op Instellen
vanuit het Hoofdscherm > Netwerk > Volg. >
Netwerkconfiguratie.
•
De printer heeft geen display: Houd de knop
(Annuleren of Stoppen/Wissen) op het bedieningspaneel
langer dan vijf seconden ingedrukt.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-
adres van uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
•
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
•
IP-adres: 192.0.0.192
13
apparaat gebruiken